Bedrijfsspionage, voor Amerikaanse bedrijven lijkt het bij zakendoen te horen. Jaarlijks lijden ze 50 tot 100 miljard dollar verlies door diefstal van commerciële geheimen. Zo trachtte een spionagenetwerk in 2003 HP’s plannen voor een nieuwe laserprinter te stelen en een door Oracle ingehuurd detectivebureau betaalde schoonmakers voor de inhoud van de prullenbakken bij Microsoft.
Prullenbakken en diefstal spelen een grote rol in Paranoia, de nieuwe thriller van de Amerikaanse auteur Joseph Finder (Chicago, 1958). Paranoia is het verhaal van de jonge Adam Cassidy, die de kantjes eraf loopt als productlijnmanager op de router-divisie van Wyatt. Aan zijn verveling komt een einde als hij betrapt wordt op fraude – zelf werd hij er niet wijzer van, maar hij bezorgde een collega een fantastisch afscheidsfeest. Topman Nick Wyatt (bijgenaamd ‘de verdelger’) laat Cassidy kiezen tussen een rechtszaak wegens onder meer verduistering, postfraude, computerfraude en vervalsing of als bedrijfsspion binnendringen bij Wyatts grootste concurrent, Trion Systems. Trion doet onder meer in mobiele telefoons en semafoons, computeronderdelen, printers en PDA’s. Wyatt doet alsof Cassidy verantwoordelijk was voor de succesvolle Palm-killer, de draadloze PDA; bij Trion wordt hij dan ook binnengehaald als een wonderkind.
Adam moet zich inwerken en zo van Wyatt allerlei inside-informatie over Trions uiterst geheime project Aurora verzamelen. Aurora is uitstekend beveiligd, zal het hem lukken?
Onderwijl schetst Finder een tamelijk cynisch beeld van de wereld van computerondernemingen: “Er is nooit gebrek aan gespierde macho-taal. Ze hebben het altijd over ‘de concurrentie de grond inboren’, over ‘doden of gedood worden’ (…) Je bent software engineer of product manager of verkoopmedewerker, maar na een tijdje krijg je het gevoel dat je bij zo’n inheemse stam in Papoea Nieuw Guinea bent beland, jeweetwel, die types met zwijnenslagtanden door hun neus en kalebassen om hun pik. Als je een schunnige, politiek incorrecte grap naar je maatje op it mailt, en hij CC’t het naar iemand die een paar hokjes verder zit, dan kan het gebeuren dat je een week lang in een zweterige vergaderkamer van Personeelszaken komt te zitten voor een cursus diversity training. Als je paperclips pikt, krijg je een mep met de splinterige liniaal van het leven.” Over bezuinigingen schrijft Finder: “Ondernemingen ontsloegen mensen en voerden een soberheidsbeleid in. Dat laatste betekende dat je zelf voor je vieze koffie moest betalen en geen gratis cola meer kreeg (…) Intussen waren de directieleden van plan om met hun Learjets naar St. Bart te vliegen, hun vrouwen of vriendinnen te naaien in hun privévilla’s, kokosnootolie op hun liefdesgereedschap te smeren en het soberheidsbeleid van de onderneming te bespreken bij een obsceen buffetontbijt van papaja’s en kolibrietongetjes.”
De infiltratie slaagt; Adam wordt al snel de rechterhand van directeur Goddard. In spannend beschreven scènes lezen we hoe hij in kantoren inbreekt, stukken kopieert, en een key ghost (een minuscule kabelconnector om toetsaanslagen, e-mail en wachtwoorden van een computer te kunnen aflezen) aan computers monteert. Maar opeens lijkt de infiltratie te mislukken. Speelt een vrouw een rol? Dat moet u zelf lezen.
Het is grappig om te zien dat Adam – ondanks alle technische hoogstandjes en trucs – vooral heel ver komt met de juiste praatjes en veel bluf. Productontwikkeling lijkt bij Trion meer een kwestie van psychologie dan van techniek.
Joseph Finder interviewde managers bij Apple Computers, Cisco Systems en Hewlett-Packard om alles tot in details te doen kloppen. Spannend te weten van wie de volgende uitspraak afkomstig is, in het boek uitgesproken door Goddard: “Het bedrijfsleven, op de hoogste niveaus, is bedrog. Niemand zal dat ooit in het openbaar toegeven, maar het is de waarheid.”
Joseph Finder: Paranoia. Orion (Imp. Van Ditmar), 12,95 euro
Vertaald als Paranoia door Hugo Kuipers, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 381 pag. 18,95 euro
Een verfilming is in de maak.