Het unieke patiënt identificatienummer is een onderwerp dat in tal van landen in de aandacht staat. Unieke patiënt identificatie is nodig wanneer elektronische patiënten dossiers toegankelijk moeten zijn vanuit verschillende zorginstellingen zoals ziekenhuizen, apotheken huisartsen. De vraag is alleen of voor dit Zorg Identificatie Nummer (ZIN) een volledig nieuw nummer moet worden gekozen of dat er gebruik kan worden gemaakt van het toekomstige Burger Service Nummer (BSN), dat is gebaseerd op het alom vertrouwde Sofi-nummer.
Dankzij unieke patiënt identificatie via ZIN kan informatie vanuit de ene instelling worden opgevraagd bij de andere instelling, als dit in het belang is van de patiënt. Krijgt een patiënt uit Maastricht een ongeluk in Groningen dan kan de arts uit Groningen met het ZIN de informatie over de patiënt opvragen in Maastricht. Dit opvragen moet alleen mogelijk zijn onder zorgvuldige condities in het belang van de patiënt. Als informatie elektronisch beschikbaar is kan dit veel vaker dan nu het geval is gebruikt worden.
De vraag is dan welke eisen worden gesteld aan unieke patiënt identificatie. Welke ambities zijn er in de zorg om met een verbeterde ict de zorg te verbeteren? Welke doelen zijn in de zorg haalbaar? En welke eisen stelt dit aan de ict? En welke eisen stelt dit vervolgens aan de patiënt identificatie? Is een specifieke nummer voor de zorg nodig of zijn andere nummers toepasbaar?
BSN
Een andere ontwikkeling in Nederland is het Burger Service Nummer (BSN). Het Burger Service Nummer is een nummer dat iedere burger in Nederland krijgt. Uitgangspunt voor het BSN wordt het Sofi (sociaal fiscaal nummer) dat iedere Nederlandse burger al heeft. De overheid streeft er naar per 1 januari 2006 het BSN in te voeren.
Een belangrijke vraag is of het BSN gebruikt kan worden in de zorg. In dat geval is er geen specifiek nummer nodig voor de zorg. Of zijn er overwegingen om een ZIN naast een BSN in te voeren? De meeste burgers krijgen dan zowel een BSN als een ZIN. Invoering van een ZIN naast een BSN betekent het invoeren van twee nummers en dus meer kosten. Toepassing van het BSN heeft als belangrijk voordeel dat het BSN op het Sofi nummer gebaseerd is. Dit is een voordeel voor zorgverzekeraars die al gebruik maken van het Sofi-nummer.
Keuze
In dit artikel worden enkele overwegingen aangegeven bij de keuze tussen BSN als patiënt identificatie of een specifiek ZIN voor de zorg. Om deze vraag te beantwoorden is inzicht nodig in het gebruik van de unieke patiënt identificatie? Welke eisen worden er aan een ZIN gesteld? Het ZIN is geen doel op zich maar is een middel om informatie van de patiënt toegankelijk te maken in het belang van de patiënt. Als voor veel patiënten de informatie in elektronische dossiers beschikbaar is wat zijn dan de mogelijkheden om de informatie te gebruiken en daarmee de mogelijkheden om de zorg te verbeteren?
In het hierboven aangegeven voorbeeld kan de arts uit Groningen het patiënt dossier raadplegen en vaststellen of er bepaalde gevoeligheden zijn voor specifieke medicaties. Dat zou kunnen door het dossier te lezen maar het is ook denkbaar dat er specifieke software is die het dossier analyseert en de arts waarschuwt wanneer er een kans op complicaties is. Om dit te kunnen zijn een paar dingen belangrijk. De arts moet op het willekeurig moment bij de informatie kunnen bijvoorbeeld 3 uur ’s nachts. Vaak heeft de zorgverlener weinig tijd om zich te verdiepen in het dossier. Informatie kan welkom zijn maar dan moet deze informatie snel geïnterpreteerd kunnen worden bijvoorbeeld door ondersteuning met software. Om te bepalen dat het informatie van de patiënt is zijn twee zaken belangrijk. Daarvoor moet ondubbelzinnig kunnen worden vastgesteld welk ZIN de patiënt in Groningen heeft. Verder moet duidelijk zijn dat de informatie uit Maastricht ook werkelijk bij de patiënt hoort en niet bij iemand anders. En dit stelt eisen aan het ZIN en de procedures om het ZIN vast te stellen. De kwaliteit waarmee dit geschiedt bepaalt in welke mate er blindelings op informatie vertrouwd kan worden of niet.
Ook in minder urgente gevallen kan het echter zinvol zijn om informatie beschikbaar te hebben. Zo zou bij iedere medicatie bepaald kunnen worden of er geen contra indicaties zijn. In dat geval wordt bij iedere medicatie het dossier geraadpleegd. Dat is dan natuurlijk geen handwerk maar er is dan software die het medicatiedossier raadpleegt. Voor de arts of apotheker verandert er weinig in werkwijze want de medicatie die wordt voorgeschreven wordt ingevoerd in het systeem. Het systeem bepaalt vervolgens automatisch of er contra indicaties zijn door de voorgeschreven medicatie te toetsen met de informatie in de elektronische dossiers die in de eigen en in andere instellingen beschikbaar zijn. Er zullen dan door dergelijke systemen vaak veel raadplegingen plaats vinden in dossiers bij andere instellingen. Is er een contra indicatie dan wordt de betreffende zorgverlener gewaarschuwd.
Hiervoor zijn vernieuwende toepassingen beschreven maar mogelijk bestaan die ambities niet en is de ambitie om de manier van huidige manier van werken elektronisch te maken. In dat geval wordt er beperkt gebruik gemaakt van informatie buiten de eigen regio.
Aanknopingspunten
Er zijn nog andere toepassingen te bedenken die de kwaliteit van de zorg kunnen verbeteren en het werken voor de zorgverlener kunnen vereenvoudigen. Maar deze voorbeelden geven al voldoende aanknopingspunten om iets te zeggen over het ZIN. Het verschil tussen het laatste voorbeeld (huidig gebruik elektronisch maken) en de twee eerdere voorbeelden is dat in het laatste geval informatie alleen gebruikt wordt na een beoordeling door de zorgverlener. In de twee andere voorbeelden is dat een onmogelijke zaak. In het eerste voorbeeld is dit onmogelijk omdat er onvoldoende tijd is om de informatie uitgebreid te beoordelen. In het tweede geval kan het niet omdat zeer vaak en veel informatie geraadpleegd wordt. Het ambitieniveau van het gebruik van informatie in de zorg stelt daarmee eisen aan de mate waarin de registratie en daarmee het ZIN zuiver moet zijn. Wat is de kans dat informatie gevonden wordt met het ZIN van de patiënt dat eigenlijk niet bij de patiënt hoort. Vervuiling ontstaat door onnauwkeurigheden tijdens het bepalen van het ZIN. Bijvoorbeeld bij het inschrijven in de zorginstelling meldt patiënt Janssen zich. Zou de procedure weinig controles bevatten dan bestaat de kans dat de medewerker zoekt naar Jansen met één s in plaats van twee s-en en daarmee wordt de informatie geregistreerd bij de verkeerde patiënt. De procedures in de praktijk zijn zorgvuldiger dan dit voorbeeld maar niet volmaakt. Wordt een zorgvuldige procedure gevolgd dan wordt de kans op fouten kleiner. De kwaliteit van de registratie wordt voor belangrijk deel bepaald door de kwaliteit op de werkvloer.
Biometrie
Een heel andere methodiek zou kunnen zijn om gebruik te maken van biometrische gegevens zoals de vingerafdruk, de irisscan eventueel naast administratieve gegevens. Het gebruik van biometrische gegevens maakt het mogelijk om snel en eenvoudig de patiënt uniek te identificeren. Een snelle procedure is zeer welkom in de zorg. Is het gewenst zoveel mogelijk patiënten te identificeren dan kan gekozen worden voor een centrale opslag van deze gegevens.
Het gebruik van decentraal toegankelijk biometrisch gegeven is een gevoelige zaak vanuit het privacy belang van de patiënt, maar dat geldt ook voor de andere medische gegevens. Het gebruik van biometrische gegevens al dan niet aanvullend kan de kwaliteit van de registratie hoog maken. De vraag is of eisen aan een verbeterde kwaliteit van de zorg een dergelijke registratie wenselijk maken?
Oplichting
Ook de zorg kent fraude. Er zijn personen die onverzekerd zijn en zorg nodig hebben die ze niet kunnen betalen. Deze personen zoeken naar de mogelijkheden om toch zorg te krijgen zonodig via fraude. Een hoge kwaliteit van de registratie ten behoeve van medische zorg zou automatisch leiden tot hoog pakkans op fraude. Dat is overigens niet altijd in het belang van de volksgezondheid. Als iemand met open tbc rond loopt die niet verzekerd is, dan is toegang tot de zorg in het belang van de volksgezondheid boven een hoge pakkans op fraude. Een dergelijke overweging kan er weer voor pleiten om de identificatie ten behoeve van de medische registratie verschillend te kiezen van identificatie ten aanzien van de administratieve verwerking (verzekeringsgerechtigdheid).
Het Sofi-nummer is een nummer waarop belasting betaald wordt en daarmee ontstaat ook een fraudedruk. Er is bijvoorbeeld geconstateerd is dat een aantal personen met een zelfde Sofi-nummer werkzaam waren om op die manier het werken in Nederland mogelijk te maken. Wordt het BSN/Sofi-nummer gebruikt dan zal de fraudedruk vanuit het belasting betalen leiden tot vervuiling in de medische informatie. De zorg zou een andere kwaliteit van de persoonsidentificatie kunnen verlangen. De vraag is of de kwaliteit van het BSN voldoende is voor de eisen die zorg aan informatie stelt.
Privacy
Als informatie elektronisch beschikbaar is en onder zorgvuldige condities op het juiste moment bij de juiste persoon toegankelijk is, is een vraag welke rol het ZIN vervult in de privacy bescherming. Hoeveel maatregelen zijn nodig om de privacy van de patiënt voldoende te beschermen. Het Sofi-nummer is op veel plaatsen beschikbaar.
Zo moet iedere werkgever nu het Sofi-nummer, straks BSN van zijn werknemers registreren. Daarmee wordt de relatie BSN/Sofi-nummer en persoon op zeer veel plaatsen geregistreerd. Is het op tal van plaatsen registreren van de relatie persoonsinformatie en het BSN-nummer en het op andere plaatsen tegelijkertijd registreren van uiterst privacy gevoelige medisch informatie op dit (BSN) nummer mogelijk omdat er voldoende andere beveiligingsmaatregelen zijn om de privacy van de patiënt te beschermen? Of is in het kader van de privacybescherming een ZIN te verkiezen dat exclusief wordt toegepast binnen de zorg/medische zorginformatie?
Over de grenzen
Niet alleen in Nederland vinden activiteiten plaats ten aanzien van BSN en Patiënt Identificatie maar in tal van andere landen staat het onderwerp in de aandacht. Hieronder een blik over de grens zonder de ambitie te willen hebben een compleet beeld te schetsen.
Bij onze zuiderburen staat de besluitvorming over patiënt identificatie ten behoeve van ontsluiting van medische informatie op de agenda . In België wordt de politieke nota voorbereid. De gedachten gaan uit naar een separaat medisch patiënt nummer naast het administratief nummer waarvoor het bestaande identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ) wordt gebruikt. In België zijn inmiddels meer dan 10 miljoen kaarten uitgereikt met daarop het INSZ.
Engeland kent al een National Health Care Number. Dit is een nummer dat specifiek is voor de gezondheidszorg. Het NHS number is in de praktijk een nummer dat alleen wordt gebruikt voor medische informatie. Er is nagenoeg geen informatie-uitwisseling voor de financiële afhandeling. Omdat de gezondheidszorg in Engeland gratis is, is de fraudedruk bijzonder laag. Er zijn meer dan 67 miljoen personen geregistreerd waaronder ook personen die inmiddels overleden zijn.
In Duitsland is er expliciet voor gekozen om geen landelijk uniek patiënt nummer in te voeren. Per instelling, soms per regio wordt een uniek patiënt nummer gebruikt. Om landelijk informatie van een patiënt toegankelijk te maken wordt gedacht aan andere architectuur dan in Nederland, namelijk een patiëntenkaart dat wil zeggen één kaart (locatie) waar een beperkte set gewenste informatie wordt opgeslagen. Er wordt geen gebruik gemaakt van een landelijke patiënt identificatie maar van een nummer dat wordt uitgereikt door de verzekeringsmaatschappij.
Frankrijk heeft de Carte Vitale met daarop het Nationaal Identificatie Nummer. Deze kaart wordt vooral gebruikt voor het verwerken van de administratieve afhandeling. Op dit moment is men in Frankrijk bezig met het ontwikkelen van Carte Vitale 2.
Ambitieniveau
Om een antwoord te geven op de vraag: heeft een ZIN zin, is het eerst belangrijk een duidelijk beeld te hebben over het ambitieniveau van verbeterde zorg met verbeterde ict. Vervolgens is het gewenst om hieruit de eisen te bepalen die de patiënt identificatie gesteld worden. Deze eisen, de mogelijkheden en wensen ten aanzien privacy bescherming, de europese ontwikkelingen en kosten bepalen of een ZIN zin heeft. De keuze ZIN in relatie tot BSN heeft de aandacht van ministeries van VWS en BZK.< BR>
Arie van Leeuwen, directeur Orka Consultancy