Minister Dijkstal van Binnenlandse Zaken heeft te laat maatregelen genomen toen bij de vorming van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheids- en onderwijspersoneel (Uszo) de informatisering stagneerde. Deze kritiek komt van de Algemene Rekenkamer, die de moeizame totstandkoming van de Uszo heeft onderzocht.
De Uszo moest per 1 januari 1996 de uitvoering van wachtgeld- en arbeidsongeschiktheidsregelingen voor overheids-, onderwijs- en militair personeel bundelen. Begin 1995 moest men dit uitstellen tot 1 januari 1998. Voorjaar 1997 is voor de WW het uitstel met een jaar verlengd.
De Rekenkamer verwijt de verantwoordelijk minister tegen adviezen in te hebben gekozen voor een ‘alles tegelijk aanpak’. Begin 1996 was nog duidelijk geen sprake van een geïntegreerde organisatie, waren er achterstanden in de systeemontwikkeling en vertoonden de uitkeringsprocessen ‘ernstige gebreken’. Daardoor kreeg de Uszo in 1996 en 1997 met meer doelstellingen te maken dan voorzien, terwijl de minister wel vasthield aan de nieuwe datum van 1 januari 1998. Dat was een te zware opdracht voor de Uszo, ook al aanvaardde die de opgelegde taak. De Rekenkamer vindt de kwestie niet alleen ernstig omdat tweehonderd uitkeringsgerechtigden van de Uszo afhankelijk zijn, maar ook omdat de uitvoeringsorganisatie vanaf 2000 concurrentie aan moet kunnen.
Volgens de Rekenkamer was onder aansturing van Binnenlandse Zaken een informatiseringsconcept ontwikkeld met een hoog ambitieniveau. Een extern adviseur had al in 1995 noodscenario’s aanbevolen voor als het systeem te laat klaar zou zijn. Hiervoor gaf Dijkstal echter pas in oktober 1996 opdracht aan de Uszo, die begin 1997 met een plan van aanpak kwam. De Rekenkamer vindt dat de minister eerder had moeten bijsturen. In haar conclusies stelt zij dat een aantal in december 1995 gesignaleerde knelpunten (‘gebreken in het primaire proces, nieuwe achterstanden in productie en vorderingen, automatiseringsproblematiek en nog niet voldoende informatievoorziening’) nog steeds niet is opgelost.