De Europese Commissie (EC) staakt haar onderzoek naar de omstreden staatssteun van de Nederlandse overheid aan Océ, fabrikant van kopieermachines. Dit besloot de EC gisteren. De Nederlandse regering verstrekte de firma een zogenaamde ‘zachte’ lening van 26,4 miljoen gulden, maar trok deze onlangs weer in.
De lening tegen gunstige voorwaarden was bedoeld om de kopieermachineproducent te helpen bij het ontwikkelen van kleurenprinters. Door de nieuwe geldstroom zou de regering echter de maximaal toegestane steun overschrijden. Die limiet ligt op 40 procent van de kosten voor onderzoek en ontwikkeling van een nieuw product. Oorspronkelijk werden die kosten geschat op 237,7 miljoen gulden. Volgens onderzoek van de EC lag dit bedrag in de realiteit aanzienlijk lager: op 72,6 miljoen gulden. De Nederlandse overheid had eerder al een lening van 26,4 miljoen gulden aan Océ verstrekt voor hetzelfde project.
Overigens verlaagde de regering de eigen raming voor de ontwikkelkosten tijdens het EC-onderzoek al naar 171,6 miljoen gulden. Dat bedrag omvatte echter een aantal onkosten die niet voor staatssteun in aanmerking komen, aldus de EC. Océ ontving in de periode van 1971 tot 1985 al zeven keer technische ontwikkelingsgelden van de Nederlandse overheid voor diverse projecten. Die leningen moeten worden terugbetaald als het resulterende product goed verkoopt. Drie van de zeven gesubsidieerde projecten zijn mislukt en de leningen daarvoor zijn dus niet of gedeeltelijk terugbetaald.