Met interesse heb ik kennisgenomen van het artikel In computable 46, over Open Source gemeenschappen. Ik kijk uit naar het proefschrift van Ruben van Wendel de Joode. Toch wil ik mij verzetten tegen het beeld van deze gemeenschappen dat in het artikel wordt opgeroepen.
In mijn ogen wordt de spontane, zelfgeorganiseerde aard van veel Open Source gemeenschappen teveel verheerlijkt, en daarmee de rol van bijvoorbeeld het bedrijfsleven gemarginaliseerd. Toen ik in 2003 afstudeerde, eveneens met een onderzoek naar gemeenschappen, was een van de dingen die mij daaraan erg fascineerde juist de synergie die ontstond tussen bedrijfsleven en gemeenschap. Ik heb mijn scriptie dan ook ‘Puzzling with a top-down blueprint and a bottom-up network’ genoemd, want al is het wel moeilijk om de gemeenschappen top-down te sturen, top-down georganiseerde organisaties hebben vaak al invloed, en hier zijn ook concrete voorbeelden van. Een interview dat ik destijds hield met een van de hoofdontwikkelaars van Squirrelmail staat me nog helder voor de geest. XS4all, die ook gebruikmaakte van het pakket, trok met enige regelmaat ‘een blik programmeurs’ open, als het bijvoorbeeld wensen had qua functionaliteit, of er een fout was die snel verholpen moest worden.
Ook de opmerking over de Open Office gemeenschap die niet goed zou werken omdat er bedrijven als Sun en Novell achterzitten, begrijp ik niet. Is een zelfgeorganiseerde gemeenschap de norm? Dat zou erg jammer zijn, en heeft volgens mij vooral te maken met hoe je Open Source definieert. In mijn ogen zijn er juist ongelofelijk veel kansen voor gemeenschappen die niet spontaan zijn georganiseerd. Bij de overheid bijvoorbeeld zou het zeer lucratief kunnen zijn als er meer gezamenlijk beheer van broncode wordt georganiseerd, ook als het bedrijfsleven dit uitvoert. Hier zijn ook al concrete voorbeelden van zoals Dutch Open Projects (DOP). De gemeenschap rondom hun applicatie ‘Jongeren in beeld’ is door deze instelling in het leven geroepen en wordt ook door DOP onderhouden, maar functioneert in wezen als een soort gebruikersvereniging; een interessant model.
En er zijn meer voorbeelden van. Onlangs presenteerde Nokia tijdens een Open Source symposium in Finland z’n nieuwste handheld, de 770. Er werd niet alleen gebruik gemaakt van onder meer Linux, het mooie was ook dat Nokia een gemeenschap had gefaciliteerd en gecreëerd op het internet die mee-ontwikkelde aan de software. Ze wisten onder andere ontwikkelaars voor zich te winnen door bijvoorbeeld een korting te geven op het uiteindelijke product. De echte vrije software-fanaat vindt het misschien misbruik van de gemeenschap, maar je kunt het ook opvatten als een interessante synergie tussen bedrijfsleven en gemeenschap. Finland loopt wat dat betreft dan ook voor op Nederland, waar ook kennisinstellingen vaak dichter tegen het bedrijfsleven aanzitten.
En ook die onderwijssectoren zou studenten meer kunnen laten deelnemen aan de vele interessante Open Source projecten die er op het internet te vinden zijn. Het aan dergelijke, vaak internationale projecten, deelnemen kan voor leerlingen van onschatbare waarde zijn. Het proefschrift van Van Wendel de Joode kan mogelijk inzichten en bruikbare handvatten geven om de synergie te versterken, die in mijn ogen al bestaat tussen onder andere bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en gemeenschappen. De potentie hiervan wordt nog lang niet ten volste benut, en ik verwacht dat er in de toekomst zeer interessante dingen gaan gebeuren op dit gebied. Zie voor dit onderwerp ook mijn afstudeerscriptie, die van het internet is te downloaden.
scriptie: http://opensource.mit.edu/papers/meerman2.pdf
nokia site: http://www.maemo.org/
Sanne te Meerman, Open Source Adviesgroep