De presentatie van het rapport Nederland Breedbandland, vorige week in Nieuwspoort, klonk deels als de vage echo van bekende geluiden uit het verleden. De opsteller van het rapport, de Expertgroep Breedband, leek zo ingenomen met de prachtige mogelijkheden van breedbandtechnologie dat zij er als vanzelf vanuit gaat dat er dan ook veel enthousiaste kopers zullen zijn.
Natuurlijk is er vraag naar breedbandverbindingen. Maar de commissie van deskundigen gaat ervan uit dat daar de oplossing ligt voor het vraagstuk van de local loop: potentiële breedbandgebruikers zouden bereid zijn zelf te betalen voor de aansluiting van hun huis op de backbone van de leveranciers. De kosten per aansluiting worden geschat op 2.500 euro, wat verzacht zou moeten worden door fiscale stimuli.
Deze oplossing is zonder meer creatief, omdat de commissie daarmee twee problemen omzeilt. Ten eerste hoeft de overheid niet zelf glasvezelverbindingen aan te leggen, maar blijft dat in handen van de markt. Ten tweede is het niet nodig dat de marktpartijen investeren in de laatste kilometer glasvezel. De aanbieders bezitten daarvoor in het huidige economische klimaat te weinig slagkracht.
Op het eerste gezicht ligt het stimuleren van de vraag daarom voor de hand. Het is waar dat bijvoorbeeld woningbouwcorporaties nieuwe huizen soms al tijdens de bouw aansluiten op glasvezel. Maar het is ronduit naïef om te geloven dat particuliere huizenbezitters op grote schaal willen opdraaien voor graafwerkzaamheden op de openbare weg.
Dit element van het rapport lijkt daarom niet realistisch. Het aansluiten van klanten op glasvezelnetwerken is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de partijen die daar veel geld mee denken te verdienen. Al enkele eeuwen kennen we hier het gezegde ‘de kost gaat voor de baat uit’. En als de overheid een beetje meewerkt kunnen gebruikers binnenkort kiezen voor draadloze alternatieven als wll, die op het laatste stuk minder investeringen vergen dan het aanleggen van glasvezelkabels.
Marco van der Hoeven