Traditionele telecombedrijven in Europa, zoals KPN, BT en France Telecom, ondergaan de laatste jaren zuchtend en steunend de tucht van de markt. Als ze al niet gemangeld worden door de eisen die hun nationale regulator aan ze stelt, dan zijn ze wel bezig zich te ontdoen van de torenhoge lasten van de UMTS-veilingen van enkele jaren geleden. Een weinig benijdenswaardige positie, kortom. Maar wellicht is (een deel van) de redding nabij, en wel uit geheel onverwachte hoek: die van de utility computing.
Ict als nutsmiddel is een concept dat al een aantal jaren onder ons is. Het is de moderne opvolger van het aloude time-sharing uit de wereld van de mainframes. Maar het woord is ook hier sneller dan de daad: het nutsmiddel heeft nogal wat moeite om in de praktijk van de grond te komen. Utility computing komt vooral voor bij de enkele tientallen echt grote ondernemingen in Nederland, zo blijkt uit de woorden van IDC-analist Vermeulen elders in dit blad. Het fenomeen blijkt vooralsnog te lijden te hebben van een bekende ziekte van innovaties: het gebrek aan standaarden bij zowel gebruikers als leveranciers.
Opmerkelijk is de overtuiging van Vermeulen dat niet de huidige fabrikanten-dienstverleners met de hoofdprijs op de loop zullen gaan, maar dat – op den duur – de telecomaanbieders een veel betere kans hebben. In de woorden van Vermeulen: “Utility computing moet héél betrouwbaar zijn (…) De telecom- en datacommunicatiebedrijven kunnen dat het beste.” Een terecht oordeel, gebaseerd als het is op de uitstekende kwaliteit en betrouwbaarheid van het vaste telefonienet in Nederland. Er zit maar één addertje onder het gras, en wel een tamelijk grote adder: het Nederlandse bedrijfsleven zit allesbehalve te wachten op de volgende monopolist in de ict. Des te meer als in de ‘nieuwe’ monopolist nog duidelijk de trekken van de ‘oude’ vallen te herkennen.< BR>