In ‘Breedband komt er heus wel’ (Computable, 12 november 2004) betoogt Hein van Steenis dat de overheid breedband niet hoeft te stimuleren: “breedbandinnovatie laat zich toch niet sturen”. Dat is een misvatting volgens Machiel de Rooij van Nederland Breedbandland. “Echte breedbandinnovatie in maatschappelijke sectoren moet wel degelijk een handje worden geholpen.”
Het betoog van Van Steenis doet het meest denken aan de Calvinistische traditie van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Breedbandinnovatie is een onstuurbaar schip, dus daar stoppen we geen geld in. Het onderzoek van Nederland Breed heeft dat volgens Van Steenis bewezen.
Dat is wel een heel magere analyse van de feiten. Er is in het onderzoek van Nederland Breed een aantal toepassingen dat nu nog geen breedband nodig heeft, dat klopt. Als we niets doen krijgt Van Steenis ongetwijfeld gelijk: dan hebben die kleine pareltjes dat ook niet nodig in de toekomst en zullen ze een marginaal bestaan blijven spelen in de ontwikkeling van maatschappelijke sectoren. Wie even wat verder denkt dan zijn neus lang is, kijkt echter ook naar de (nabije) toekomst van dergelijke of vergelijkbare toepassingen.
Wanneer nu nog bescheiden zorgtoepassingen worden gekoppeld in de zorgketen of verbreed in de dagelijkse operatie van de zorgverlener zal al snel bandbreedte nodig zijn. Als dergelijke ‘beste praktijken’ worden opgeschaald naar nationaal niveau zal zelfs veel breedband nodig zijn. Daarnaast zijn er wel al voorbeelden van breedbandtoepassingen in de oncologie, het borstkankeronderzoek en de intensieve zorg. Dit bewijst dat vooruit kijken juist bij maatschappelijke problemen als vergrijzing of de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie wenselijk is.
Geen argument
De discussie over wat we precies verstaan onder breedband is daarbij geen argument. Het heeft weinig zin te vervallen in principediscussies over ‘2 megabit meer’ of ‘altijd aan’. Er is sprake van breedband als de capaciteit op het (datacommunicatie)netwerk op geen enkele wijze beperkend is voor het gebruik van diensten en toepassingen. Het is van belang dat bandbreedte nooit een knelpunt is voor informatie of diensten. Kortom, ‘veranderlijke bandbreedte: de bandbreedte is er als je hem nodig hebt’. Dat geldt ook voor de genoemde voorbeelden. Met deze definitie is tevens de discussie over verglazing niet relevant. De toepassingen bepalen de behoefte aan omvang en aard van de infrastructuur.
Van Steenis geeft zelf aan dat de knelpunten bij het rond krijgen van een zakelijke rechtvaardiging van heel andere aard dan technisch kunnen zijn. Hij ziet de oplossing in belastingheffing op consumentengebruik van (‘amusements’)breedband, waarna die inkomsten gebruikt kunnen worden bij het wegwerken van de (financiële) drempels bij maatschappelijke toepassingen. In een enkele geval zou dat (tijdelijk) kunnen helpen. Veel projecten hebben echter eerder actieve steun van buitenaf nodig.
Veel innovatieve casussen worden ontwikkeld en tot bloei gebracht door mensen die gedreven zijn in hun eigen vak, bijvoorbeeld artsen of docenten. Die mensen hebben naast hun werk nauwelijks tijd om hun project te trekken, laat staan om een landelijke implementatie of verbreding in de eigen waardeketen te gaan initiëren. Het is niet meer dan normaal dat er een partij is die dergelijke taken op zich neemt. Dat is het serieus nemen van de koplopers, die – ondanks alle extra inspanning die het hun kost – juist innovatie brengen in maatschappelijke sectoren.
Het instellen van een belasting op breedband ontwikkelt of stimuleert op geen enkele wijze innovatie in maatschappelijke sectoren. Daarvoor is nog steeds inhoudelijke aandacht en betrokkenheid bij de koplopers in die sectoren nodig.
Kortzichtig
Het pijnlijkste in de opvatting van Van Steenis is het idee dat breedbandtoepassingen voor maatschappelijke sectoren maar achterop moeten lopen bij die van ‘brood en spelen’. Er is niets mis met economisch rendabele toepassingen die breedband verder brengen. De opvatting dat zorg, onderwijs en veiligheid even moeten wachten op de opbrengsten van spellen, downloaden, video-op-aanvraag en dergelijke is echter erg kortzichtig.
In een veranderende maatschappij neemt digitaal leven en werken een steeds grotere plaats in. Breedband is daarin een belangrijke aanjager die de (professionele) gebruiker nieuwe mogelijkheden biedt die zowel efficiëntie als kwaliteit verhogen. Organisaties in alle sectoren kunnen zich niet onttrekken aan een dergelijke maatschappelijke trend. Actief inspelen op de digitale burger, patiënt, student enzovoort levert veel maatschappelijke en economische winst op in iedere sector of maatschappelijk domein.
Stimuleren
Het enige waar Van Steenis gelijk in zou kunnen hebben, is dat de overheid niet alleen verantwoordelijk is voor het stimuleren van breedband. Daarom startte 1 december dit jaar Nederland Breedbandland (NBL) als publiek-private samenwerking van overheid en ict-bedrijfsleven. Bedrijfsleven en overheid nemen in NBL gezamenlijk hun verantwoordelijkheid voor het oplossen van maatschappelijke en economische problemen door met en vanuit de markt te laten zien hoe breedband kan bijdragen aan oplossingen.
NBL heeft als doel het beter en slimmer gebruik van breedband te stimuleren door het maatschappelijke en economische nut van breedbandmogelijkheden aan te tonen en te illustreren, en door gefragmenteerde ‘beste praktijken’ op te schalen tot nationale projecten. Zo valt een aantoonbare versnelling van innovatie te bereiken in zowel economische ‘brood en spelen’ als maatschappelijk sectoren.
Alleen met inzet van alle betrokken partijen kan Nederland innovatie werkelijk vorm geven. Maatschappelijke sectoren zijn daarbij eerder speerpunt dan nakomertjes. Wat minder Jan Salie en wat meer ‘de eerste man op de maan’ kan daarbij geen kwaad.< BR>
Machiel de Rooij, pa/pr manager bij Nederland Breedbandland