De salarisenquête die bureau De Breed en Partner deze week openbaarde, strookt niet met het gevoel in de onderbuik. In 1996 is de positie van automatiseerders op de arbeidsmarkt ongemeen sterk. Grote IT-dienstverleners roepen elkaar na dat ze "morgen honderd goed opgeleide jonge IT’ers in dienst willen nemen, maar dat deze er niet zijn". CMG nodigde deze zomer studenten van de TU’s in Groningen, Limburg en Twente uit om per zakenjet eens een kijkje te komen nemen op het hoofdkantoor in Amstelveen.
Voor een deel betreft het hier niet de werkelijke behoefte aan nieuw personeel, maar schuilt in de uitspraak "geef mij maar honderd man" een psychologische boodschap, bedoeld voor de concurrent en de klant. Immers een bedrijf dat zoveel mensen kan gebruiken, moet het wel voor de wind gaan.
De overspannen arbeidsmarkt leidt evenwel niet tot een geweldige explosie in de loonontwikkeling, zo blijkt uit de salarisenquête van De Breed. Gemiddeld onder alle IT-professionals gemeten, gingen de lonen er twee procent op vooruit. Net genoeg om er in koopkracht niet op achteruit te gaan.
Dit strook wèl met de cijfers uit de salarisenquête van Berenschot van eind mei. Ook hier gematigde groei van de lonen bij een sterke toename in het aantal vacatures (9,4 procent meer banen ten opzicht van 1995). Uit laatst genoemd onderzoek bleek tevens dat de meest genoemde reden voor vertrek bij een werkgever het achterblijven van het salaris was.
Als de onderbuik een indicatie voor de werkelijkheid is, zal de mobiliteit in 1997 onder automatiseerders wel eens behoorlijk kunnen toenemen. Werkgevers zullen dan echter wel met de geldbuidel moeten rammelen.