Ad Mulder wijst er terecht op dat Microsoft geen monopolist is in de strikte betekenis van het woord (Microsoft is geen monopolist, 11 april 1997).
Dat is overigens geen verdienste van Microsoft. Bill Gates heeft in het verleden immers geen enkele twijfel laten bestaan over zijn sterke voorkeur voor een monopolistische positie. Op zich kun je Microsoft dat ook niet aanwrijven; ieder bedrijf in de positie van Microsoft moet nu eenmaal streven naar het optimaliseren van marktdominantie. Al dan niet monopolisme is echter niet het punt. Microsoft doet er goed aan de FTC-kwestie (Federal Trade Commission and Antitrust Division) te zien als iets dat een veel dieper liggend probleem weerspiegelt: er is blijkbaar zeer veel draagvlak in brede lagen van de industrie en de markt om Gates en zijn bedrijf op de pijnbank te leggen. Microsoft beschikt structureel over erg weinig krediet.
De FTC heeft met name het fatsoen van Microsoft onderzocht, in een industrie waarin de fatsoensgrenzen nog nauwelijks zijn getrokken. Het fatsoen van Microsoft is het fatsoen van ‘die gozer met die lasbril’. Geen IT-bedrijf wordt in zijn positionering immers zo nadrukkelijk bepaald door de persoonlijkheid van zijn hoogste man als Microsoft door chairman Bill. Ongetwijfeld schuilt er veel waarheid in de door de FTC onderzochte aantijgingen aan het adres van Microsoft. Ongetwijfeld werden veel van die aantijgingen ook ingegeven door de persoonlijke negatieve gevoelens die veel bedrijven jegens Bill Gates koesteren.
Gates staat niet bekend als een warme persoonlijkheid, en dat is een understatement. Microsoft staat niet bekend als een gezellige club. Naarmate bedrijven een dominantere marktpositie innemen, wordt hun gedrag steeds nadrukkelijker onderdeel van hoe de markt hen beoordeelt. De markt gaat zich dikwijls onbewust meer en meer afvragen of ze een belangrijk deel van hun IT-strategie wel zo nadrukkelijk wil laten bepalen door een bedrijf als Microsoft, geleid door iemand die op school altijd als laatste werd gekozen voor een potje voetbal. Normen en waarden die verder gaan dan platte aandeelhoudersbelangen bepalen in toenemende mate de waardering.
Fatsoensgrenzen
Marktleiders moeten dus investeren in het aanleren en doordacht communiceren van consistent vertrouwenwekkend leiderschapsgedrag. Marktleiders moeten de markt simpelweg een goede reden geven om steeds aardig gevonden te worden; een goede reden waarom ze de volgende 30 miljard dollar op de bankrekening van Bill Gates storten en met miljoenen tegelijk de volgende versie van een niet eens zo bijster briljant besturingssysteem aanschaffen. Maar Microsoft weet niet hoe dat moet.
Tekenend voor de manier waarop Microsoft in het leven staat, is de manier waarop het bedrijf met de FTC onderzoeken is omgegaan. In plaats van vol zelfvertrouwen het onderzoek te verwelkomen en volledige medewerking te geven, om op die manier het voortouw te nemen in het debat over de fatsoensgrenzen in de software-industrie, reageerde het bedrijf uiterst defensief en volstrekt humorloos. Waar het initiatief gegrepen had kunnen worden met betrekking tot belangrijke branche-vraagstukken, bleef nu, ondanks het uitblijven van officiële maatregelen, een dikke zweem van onzuiverheid hangen.
Microsoft is van grote betekenis voor de IT-industrie. Het is een uniek voorbeeld van hoever je kan komen als je zakendoen als een vorm van oorlog beschouwt. Echter, om daar te komen waar het wil zijn, moeten minimaal enkele persoonlijkheidselementen worden toegevoegd die meer dan eendimensionaal zijn. De markt vraagt daar steeds nadrukkelijker om. Het huidige Microsoft zou wel eens de laatste kunnen zijn die deze boodschap hoort.
Rinze Terluin, Partner Schoep & Van der Toorn Communicatie Consultants