Veel bedrijven zwichten voor de lage prijzen van consumenten adsl. Kleine gespecialiseerde internetaanbieders zonder toegang tot breedband zullen deze exodus niet overleven. De sector verarmt met de komst van breedband, waardoor de kwaliteit verder verslechtert.
|
Bedrijven die voor twee à driehonderd euro per maand inbelden op internet waren volgens Leemans geen uitzondering. "Het is logisch dat dit soort bedrijven overstapt op dsl (digital subscriber line) als de prijs voor internettoegang op tientallen in plaats van honderden euro’s ligt", rekent Leemans voor. Het geld dat bedrijven zo besparen, blijft vervolgens in hun portemonnee. Daarbij komt nog dat de inkomsten uit breedbandtoegang aan een select aantal partijen toekomt, terwijl nu de hele sector ervan profiteert. De grote op consumenten gerichte internetaanbieders als Tiscali en Wanadoo voelen de meeste pijn. Zij moeten hun dsl-toegang inkopen bij KPN, die een lage marge op dit product geeft. Ze leggen op dit moment geld toe op breedbandaansluitingen, maar kunnen weinig anders. Behoud van schaalgrootte is op termijn hun enige overlevingskans.
Korte termijn
Leemans ziet veel bedrijven op goedkope vormen van adsl-toegang overstappen. "Bedrijven kiezen daarmee voor een consumentenproduct dat op termijn niet aan hun kwaliteitseisen zal voldoen", meent hij. Dat zal veel kleinere internetaanbieders, die nu vaak hun dienstenaanbod volledig afgestemd hebben op een specifieke groep bedrijven, de das omdoen. Door hun beperkte omvang hebben ze geen toegang tot het dsl-platform van KPN of een andere aanbieder als Bbned, die ook alleen met grotere bedrijven zaken doet. Leemans ziet dan ook de meeste bedrijven weglopen bij de kleinste internetaanbieders. Ze leggen het loodje of staken hun internetdiensten en keren terug naar de ict-sector waar ze oorspronkelijk ook vandaan komen. Hij schat dat viervijfde van de duizend internetbedrijven tot deze kleinere categorie behoort.
Na verloop van tijd zullen bedrijven die voor een consumentenproduct gekozen hebben erachter komen dat kwaliteit zijn prijs waard is. Volgens Leemans doen internetaanbieders er verstandig aan om hun prijzen op peil te houden. "Aanbieders moeten duidelijker hun aanbod en de kwaliteit daarvan verwoorden dan ze nu doen. Formuleer heldere criteria waaraan de dienstverlening voldoet en voer deze uit." Op termijn zullen bedrijven hier weer naar terugkeren. Een soort van metertarieven voor diensten in de internetsector zou de slinkende inkomstenbron uit telefoontikken moeten compenseren.
Internetbedrijven met eigen infrastructuurvoorzieningen en voldoende schaalgrootte hebben volgens Leemans de meeste overlevingskans. De belangrijkste kostenpost is netwerktransport. Ondernemingen die met kortere contracten netwerkcapaciteit inkochten, hebben dat tegen relatief lage kosten kunnen doen. Gecombineerd met de inzet van slimme netwerktechnieken verlaagt dit verder hun kosten. Draadloze netwerktechnologie geeft ook kleinere internetbedrijven de mogelijkheid een eigen aansluitnetwerk te bouwen. Naast het telefonie- en kabelnetwerk zou er als de krachten gebundeld worden een derde netwerk voor internettoegang kunnen komen. Regionale internetknooppunten zouden voor een kosteneffectieve aansluiting op internet moeten zorgen. Zo zouden ze gezamenlijk een nationale infrastructuur kunnen bouwen, maar vaak ontbreekt deze dimensie.
Regionaal
Dit derde netwerk is alleen nog geen realiteit omdat internetbedrijven de weg naar overleg met politiek en bestuur moeilijk kunnen vinden. Belangrijke oorzaak daarvoor is volgens Leemans dat de meeste gesprekken op landelijk niveau plaatsvinden, terwijl internetbedrijven veelal regionaal werken. Het beste voorbeeld van een nationaal overleg waar internetaanbieders aan ontbraken is volgens Leemans de breedband expertgroep, waarin de mogelijkheden van een nieuwe generatie netwerktechnologie in Nederland besproken werd. Dit mankement heeft de sector voor een deel aan zichzelf te danken. Bedrijven staan door verschillende belangen soms lijnrecht tegenover elkaar. Ook de Nlip is met 45 leden niet representatief voor de internetbranche in zijn geheel.
Leemans probeert daar wat aan te doen door het ledental van de vereniging op te krikken. Belangrijkste vernieuwing is de opdeling in clusters. "De algemeen directeur van Freeler heeft niks met een startend internetbedrijf uit Zwijndrecht", geeft Leemans als voorbeeld. Er is een onderscheid aangebracht tussen infrastructuureigenaren en dienstenaanbieders. Daarnaast is er een dienstencentrum opgericht waar leden terechtkunnen voor vraag en aanbod naar diensten. Zo overlegt de Nlip met Bbned om de vraag van kleinere internetaanbieders naar dsl te bundelen. Ook komen er gecertificeerde opleidingen.
Sinds kort schuift de Nlip structureel aan bij overleg waar internetaanbieders interessante diensten kunnen leveren. De vereniging praat met het ministerie van OC&W over een gezamenlijk aanbod voor internettoegang voor scholen tot Kennisnet. Ook zit het om de tafel bij Nictiz om een bijdrage te leveren aan regionale zorgnetwerken. Leemans pleit voor meer eendracht, omdat de sector daar in zijn geheel zo beter van kan worden. De oprichting van de belangenvereniging Nitam door de drie grote consumenteninternetaanbieders Zonnet, Tiscali en Wanadoo drie maanden geleden betreurt hij. "Dit is gedaan vanuit een anti-KPN sentiment, terwijl een verenigde sector veel meer van een gezamenlijke lobby zou kunnen profiteren."< BR>