Een veel voorkomende reden voor procedures is de vraag wie het auteursrecht heeft op een gemaakt werk (dus zeker niet alleen beperkt tot software). De werknemer of de werkgever? Enkele tips voor werkgevers.
Over bedrijfsoftware wordt eindeloos geprocedeerd. Het is iets wat ook uw onderneming vroeg of laat te wachten staat, want de ervaring leert dat in vrijwel elke bedrijfstak wordt geïnvesteerd in software. Wat gebeurt er als de werknemer die dit voor u heeft gemaakt het bedrijf verlaat of als een concurrent ermee aan de haal gaat? Ook wordt de ontwikkeling vaak door ingehuurde derden verzorgd omdat de benodigde kennis in eigen huis niet toereikend is. Zoals we eerder schreven behouden freelance programmeurs op basis van de Auteurswet altijd zelf het auteursrecht op de ontwikkelde software, tenzij dat schriftelijk is overgedragen.
Nuance
Bedrijfssoftware omvat een breed scala aan producten: van bedrijfswebsites en eenvoudige programma’s voor salarisadministratie tot breed uitgezette, zelf ontwikkelde systemen voor analyse van verkoopcijfers. Vooral de grotere spelers op de markt zullen zelf software (laten) ontwikkelen. Wat er gebeurt nu als een specifiek stuk software door een werknemer wordt gemaakt? Wie bezit dan de rechten?
De Auteurswet biedt hier vrij eenvoudig een uitkomst. Artikel 7 van deze wet bepaalt dat het auteursrecht op werken die in dienst van een ander worden gemaakt, bij de werkgever rust. Deze regel is in zijn algemeenheid vaak wel bekend bij bedrijven en individuele ict’ers, maar zoals zo vaak in het recht zit de overwinning in een nuance. Daarom behandelen we hier de vereisten voor verkrijging van het auteursrecht op basis van artikel 7 van de Auteurswet meer gedetailleerd.
Ten eerste gaat het om een dienstverband, waardoor mensen die ‘in dienst’ van een ander een opdracht verrichten buiten het bereik vallen. Zonder arbeidscontract geen auteursrecht. Van uitzendkrachten wordt aangenomen dat deze een arbeidscontract hebben, al dan niet via het uitzendbureau, waardoor het auteursrecht aan de werkgever toekomt.
Ten tweede is het van belang dat het werk dat de werknemer maakt, valt binnen de taakomschrijving. Let dus goed op de taakomschrijving die is vastgesteld, temeer omdat taakomschrijvingen vaak erg algemeen worden verwoord. Ergens geeft dat een schijn van veiligheid – omdat al het denkbare er wel onder zal vallen – maar het geeft ook de mogelijkheid tot discussie over wat er nu precies onder valt en wat niet. En die discussie zult u dan waarschijnlijk voor de rechter moeten uitvechten. Mocht er echter sprake zijn van een incidenteel verstrekte opdracht, dan kan worden aangenomen dat het werk van de werkgever is zonder dat het in de taakomschrijving hoeft te staan. Het is dan natuurlijk van groot belang dat u dit zwart op wit heeft staan.
Zeggenschap
Als derde en laatste eis geldt, dat het moet gaan om werken, waarvan de werkgever voldoende bepaald heeft wat zij inhouden. De werkgever moet namelijk een bepaalde zeggenschap hebben over de inhoud van het werk. Deze zeggenschap vloeit voort uit de arbeidsovereenkomst, maar zal – tot op zekere hoogte – ook daadwerkelijk moeten worden benut. Dit betekent onder meer dat universitaire onderzoekers of docenten niet onder de bepaling vallen die het auteursrecht naar de werkgever ‘verplaatst’. Deze werknemers zijn namelijk goede voorbeelden van geheel zelfstandig functionerende personen, van wie de taakomschrijving van de arbeidsovereenkomst zal vermelden dat zij artikelen en dergelijke schrijven, maar van wie de werkgever het auteursrecht toch niet verkrijgt. Aangenomen mag echter worden dat deze laatste eis bij de meeste ondernemingen geen erg groot probleem zal zijn.
Het laatste advies dat wij willen meegeven over het zogenaamde ‘werkgeversauteursrecht’, zoals bovenstaande problematiek ook wel wordt genoemd, is dat u bij twijfel altijd een overeenkomst voor overdracht van het auteursrecht maakt. Natuurlijk is het ook raadzaam in het arbeidscontract een standaardbepaling op te nemen die bepaalt dat rechten van intellectueel eigendom, onder werktijd gemaakt, altijd aan de werkgever zullen toekomen.
Jurian van Groenendaal en Quirijn Meijnen
Van Rossem Advocaten