IBM-onderzoekers zijn erin geslaagd om te meten hoe lang informatie in een individueel atoom kan blijven.
Reken- en opslagkracht op atoomniveau: het is de natte droom van alle ict-fabrikanten. Hoe kleiner de componenten, hoe meer ‘intelligentie’, snelheid en opslagcapaciteit je in een toestel kunt stoppen. Het probleem tot nu toe was dat veranderingen binnen atomen op zo’n gigantisch hoge snelheid gebeuren dat wetenschappers die fenomenen niet gedetailleerd genoeg konden bestuderen, om zo de werking ervan te begrijpen.
Waar IBM nu in geslaagd is, zo staat te lezen in het vooraanstaande vakblad Science, is om de (magnetische) fenomenen en processen die plaatsvinden binnen atomen tot 100.000 keer sneller te visualiseren dan voorheen. Daardoor kan bijvoorbeeld gemeten worden hoe lang informatie in een atoom kan blijven.
IBM maakte daarvoor gebruik van de eigen scanning tunneling microscope (STM) gecombineerd met sterkere en zwakkere elektrische impulsen. De sterkere impuls stimuleert het atoom, de zwakkere meet het magnetisme op bepaalde punten na de stimulatie. De techniek zou, aldus het bedrijf, vergeleken kunnen worden met hoe een hogesnelheidscamera elke vleugelslag van een kolibrie kan vangen.
IBM ziet onder meer belangrijke voordelen voor het nano-onderzoek in zonnecellen (bijvoorbeeld het onderzoek naar lichtabsorbtie), kwantumcomputers en opslagtechnologie (vooral magnetische opslag).