CMG is de populairste IT-werkgever, volgens een recent onderzoek van VNU. Wat maakt dit bedrijf zo leuk om voor te werken? Directeur Manfred Albersen over de dresscode, solliciteren via internet en ‘elkaar op de man af zeggen wat je ervan vindt’.
Echt verbaasd is directeur Manfred Albersen van CMG Diensten niet te horen dat zijn bedrijf per enquête de populairste IT-werkgever van Nederland is gebleken. Maar het blijft natuurlijk leuk om te horen, ‘want we besteden er best veel tijd aan om aan de doelgroep duidelijk te maken wie we zijn: gewoon een leuk bedrijf om bij te werken, dat ook voldoende professionele uitdaging biedt. En ja, we winnen daar af en toe een prijs mee’.
En wie is CMG dan wel? De ingelijste advertenties uit wervingscampagnes van weleer die de muren van de vergaderruimte opvrolijken, schetsen een deel van het beeld: Kom een weekend naar Groningen als onze gast; een goed hotel, diner en ontbijt, see the sights, en hoor toe wat CMG’ers te vertellen hebben over hun werkgever. ‘En neem gerust je partner mee.’ Vanuit een andere lijst wordt een rondvaart per vleugelboot door de Rotterdamse haven aangeboden en weer een muur verder roepen zware zwarte letters ons vanaf een foto van spelende leeuwtjes toe: ‘Uitgestoeid?’ De campagnes een paar jaar geleden waarbij kandidaat-collega’s werden meegenomen op rondvluchten per vliegtuig en rondvaarten per luchtballon hangen niet aan de muur, maar haalden wel de kranten. Geruchtmakende campagnes, stuk voor stuk.
Vanaf begin vorig jaar werd – in ieder geval in de imago-campagnes – de toon wat teruggeschroefd en werd CMG’s blauwe-pakkenimago weer iets meer benadrukt, zij het dat daarbij wel enige zelfspot werd betracht. ‘Want dat van die blauwe pakken valt reuze mee’, aldus Albersen. ‘De dress code is businesslike, in ieder geval passend bij de opdrachtgever voor wie je werkt. Maar wel allemaal dezelfde club tie‘, zegt hij, wapperend met zijn das en wijzend op de weer heel andere ruit in de das van collega adjunct-directeur Arbeidsmarktcommunicatie & Recruitment Harmen Coops, die inmiddels is aangeschoven.
Niet stijf
Ook al suggereren de blauwe pakken iets stijfs en ingetogens, in de wervingsaanpak valt niets stijfs te ontwaren. Wie bij CMG wil komen werken, kan meteen online binnenwandelen. Want de CMG-website biedt de mogelijkheid tot ‘SolliChat’. Sollicitanten loggen daar in, vullen de nodige formulieren in en geven de avond op dat ze een gesprek willen. Is het eenmaal zover, dan loggen ze in op de virtuele wachtkamer, waar wellicht nog andere sollicitanten zitten, met wie ze in afwachting van hun afspraak naar hartelust kunnen chatten. Als ze aan de beurt zijn, worden ze binnengeroepen en begint de ‘sollicitatiechat’ met de CMG-gesprekspartner.
Maar je kunt natuurlijk, daartoe al dan niet aangespoord door de wervingscampagne in de media, ook gewoon een ingevuld sollicitatieformulier opsturen, waarna je, als het gebodene tot tevredenheid stemt, binnen een paar dagen een uitnodiging kunt verwachten voor de sollicitatiegesprekken. De kandidaat wordt ’s ochtends ontvangen door de directeur van de vestiging, en op zijn gemak gesteld. Daarna volgt een gesprek met een CMG’er van een niveau vergelijkbaar met dat van de kandidaat, vervolgens een gesprek met een adjunct-directeur, waarna de directeur de cyclus afrondt. ‘Daarbij hanteren we het principe van any doubt: out‘, zegt Albersen. ‘Als een van de vier het niet zitten met een kandidaat, dan heeft de rest niks meer in te brengen en is het meteen over. Doordat je het zo doet, gaat het ook snel en kun je aan het eind van het laatste gesprek meteen een aanbieding doen, een aanbieding waarover overigens verder geen discussie mogelijk is. Wij zeggen ‘dit is ons gevoel over jou; jij valt qua capaciteiten tussen die en die personen in, die verdienen zo- en zoveel, dus jij gaat dit verdienen.’ En dat ‘dit’ is dan doorgaans redelijk pittig, met veel vakantiedagen, lease-auto, onkostenvergoeding, optiespaarsysteem, veel opleiding – en altijd meteen voor onbepaalde tijd.’
Adjunct-directeuren die van buiten zijn aangetrokken – iets wat weinig gebeurt, omdat men voor deze functies liefst van binnenuit werft – doorlopen dezelfde procedure, maar krijgen daarenboven nog een driedaagse assessment, waarbij CMG-directeuren optreden als assessoren. Aan externe assessment centres doen ze niet.
Zwaar geschut
Ook al kunnen sollicitanten dan makkelijk aankloppen, binnenkomen is een tweede. ‘Er gaan heel veel cv’s door onze handen’, zegt Albersen, ‘en maar een relatief klein deel – grofweg tien procent – komt er doorheen.’
Wat betekent dat ze het vorig jaar behoorlijk druk moeten hebben gehad, want er kwamen dat jaar vijftienhonderd nieuwe collega’s bij. Dus hebben ze in 1998 zo’n vijftienduizend cv’s bekeken? Albersen: ‘Inderdaad, ja.’
Wie nieuw binnen is, krijgt op de tweede dag van de eerstvolgende maand een basic training course, waarbij nieuwkomers uit en te na worden geïnformeerd over CMG. Zwaar geschut treedt daar aan: onder meer een lid van de Raad van Bestuur en een lid van de Nederlandse directieraad. Na een half jaar wordt er in groepen van 25 nog eens geëvalueerd met een directeur en een lid van de Raad van Bestuur: is de nieuwe werknemer wie we dachten dat hij is – en, omgekeerd, bevalt de werkgever ook? ‘De avond tevoren gaan we dan een hapje eten met zijn allen en stappen in bijvoorbeeld Amsterdam’, zegt Albersen. ‘En dan de volgende ochtend om half negen starten we.’
Daarmee is het onderling overleg en geëvalueer overigens nog lang niet ten einde. ‘We zijn veel met de werknemers bezig’, zegt Albersen. ‘Veel mensen werken buiten, dus we organiseren nogal wat op de vestiging, zoals teamlunches en vakgroepbijeenkomsten. En dan maandelijks, vaak in de avonduren, company meetings met een drankje en na afloop een hapje eten. Daarnaast krijgt iedere medewerker maandelijks een job-control en management gesprek met zijn baas, een soort voortgangsgesprek. En dan jaarlijks een beoordelingsgesprek.’
Bij al deze gesprekken, zoals ook bij de onderlinge informele verhoudingen wordt ernaar gestreefd in hoge mate ‘eerlijkheid’ en ‘openheid’ te betrachten. ‘Je moet elkaar op de man af kunnen zeggen wat je ervan vindt. En ook als iets je niet aanstaat, moet je daarmee voor de dag kunnen komen’, zegt adjunct-directeur Coops. ‘Dat is helder en duidelijk.’ Je zou het ook keihard kunnen noemen. ‘Ja, dat ook; maar het past goed in onze cultuur van openheid, eerlijkheid en gelijkwaardigheid.’
Op de tenen
Dat alle medewerkers verondersteld worden zich voortdurend bij te scholen via de CMG-Academie, behoeft natuurlijk geen betoog. ‘Aangezien het vakgebied zich zo snel ontwikkelt, moet je hard lopen om het bij te houden. En wil je voorop komen te lopen, dan moet je daar heel veel voor doen, veel inzet tonen.’
Al met al ontstaat er zo bij de externe waarnemer een beeld van een bedrijf waar alleen de zeer ambitieuzen zich zullen thuis voelen en waar men redelijk wat op de tenen moet lopen om het tempo en het niveau te kunnen bijhouden. Dat van die ambitie, dat klopt wel. Sterker nog: ‘Daar selecteren we op’, zegt Albersen. Maar om nou te suggereren dat iedereen voortdurend wordt opgejaagd… nee. ‘Niet iedereen is altijd even ambitieus’, zegt Coops. ‘Er kan ook een fase in je leven komen dat je wat minder tijd kunt besteden aan je werk, als er kleine kinderen komen bijvoorbeeld. Met zo iemand moet je dan een tijdlang andere afspraken maken dan met degene die zegt ‘ik wil al mijn tijd in mijn werk steken’.’
Misschien dat er dan niet door iedereen altijd ad nauseam wordt gebuffeld, gewoon om negen uur binnenkomen en om vijf uur de deur weer achter je dichttrekken, op dat idee zal bij CMG niemand komen. Sowieso doen ze niet aan cao’s, omdat nu eenmaal iedereen loon naar werk krijgt, op het individu toegesneden. Maar het CMG-lampje in de hoofden der werknemers lijkt toch wel het grootste deel van de tijd te moeten branden. De gemiddelde werkweek omvat, zo schat Albersen, ‘als je alle trainingsdagen meeneemt en alle activiteiten meetelt, voor de gemiddelde consultant tussen de veertig en vijftig uur. En dan is vijftig al aan de hoge kant. Maar het moet gezegd: de meeste CMG’ers zijn altijd wel genegen een stapje meer te doen dan gebruikelijk’.
Gezonde groei
CMG (Computer Management Group) werd in 1964 opgericht in Engeland. Het bedrijf levert ICT-diensten in de vorm van consultancy, systeemontwikkeling, software-applicaties en informatieverwerking aan de financiële wereld, transport, handel, industrie, energie, telecommunicatie en overheid – kortom: aan vrijwel iedereen. Inmiddels is het bedrijf met 7.500 werknemers vanuit Nederland, UK, Duitsland, België en Frankrijk actief in meer dan vijftig landen. CMG Nederland telt ruim vijfduizend werknemers, verdeeld over zestig vestigingen. Dat zullen er gestaag meer worden, want men streeft ernaar het werk naar de mensen te brengen in plaats van omgekeerd, en de kantoren dus zoveel mogelijk regionaal te spreiden.
Het bedrijf opereert in de bovenste segmenten van de markt. Dat betekent onder meer dat men – bijvoorbeeld – voor grote klanten wel het projectmanagement rond de oplossing van het millenniumprobleem zullen voeren, maar niet zelf gaan zitten programmeren aan datumvelden.
De onderneming vertoont al jarenlang een meer dan gezonde groei. Sinds 1994 zijn omzet en winst meer dan verviervoudigd, net als het personeelsbestand. De verwachting is dat in deze trend voorlopig nog geen verandering zal komen.
Origin: ‘We zijn een wat anarchistische organisatie’
Geen enkel IT-bedrijf scoort in het imago-onderzoek van Computable en Intermediair zo hoog op de open en informele bedrijfscultuur als Origin. ‘We willen het personeel zoveel mogelijk bij de besluitvorming betrekken’, zegt algemeen directeur Leen Zevenbergen. ‘Alles gebeurt bottom up. Ruim zeshonderd mensen hebben meegewerkt aan het vaststellen van strategie. Bij andere bedrijven doet de directie dat.’
Origin is in 1996 ontstaan uit een fusie tussen Philips Communications & Processing en BSO/Origin. Sindsdien heeft het, voornamelijk door de cultuur, een grote naamsbekendheid opgebouwd. Maar een cultuur maak je niet zomaar, dat heeft te maken met de geschiedenis van het bedrijf. Zevenbergen: ‘Origin heeft de afgelopen twintig jaar consequent mensen aangetrokken die zelf bepalen wat goed voor hen is. We zijn een wat anarchistische organisatie, de andere grote IT-dienstverleners zijn veel meer militaristisch georganiseerd. Zij wijzen iemand toe aan een project, bij ons kan een consultant – al moet dat niet uit de hand gaan lopen – een project weigeren.’
Vorig jaar heeft Origin, op een personeelsbestand van ongeveer vijfduizend informatici, ruim vijftienhonderd nieuwe medewerkers aangenomen. Bij de werving van nieuwe personeel was het imago het voornaamste wapen. Zevenbergen: ‘De concurrentie geeft drie tot vier keer meer uit aan werving en selectie. Onze bekendheid is zo groot dat we straks wellicht helemaal niet meer hoeven te adverteren.’
ABN Amro: ‘Men vindt ons soms een tikkie arrogant’
Hoewel ABN Amro in Nederland met ruim tweeduizend informatici een van de meest populaire werkgevers in de IT-sector is, staat de bank volgens het imago-onderzoek van Computable en Intermediair vooral bekend om de gesloten en formele cultuur. ‘Men vindt ons soms een tikkie arrogant’, bekent Coen van den Born, concern-directeur human resources Nederland. ‘Maar de angst voor onze cultuur valt volledig weg als iemand bij ons in dienst is getreden. Achteraf vinden werknemers ons lang niet zo stijf en grijs als het imago doet vermoeden.’
Toch heeft de bank vooral bij starters een beperkte aantrekkingskracht. Zij zien ABN Amro nog als een traditioneel instituut. Van de tweeduizend sollicitanten die de bank vorig jaar benaderden, heeft de meerderheid al enkele jaren werkervaring. Van die tweeduizend sollicitanten hebben er uiteindelijk ruim 250 een baan gevonden bij de bank.
Grote automatiseringsbedrijven lokken personeel met bijvoorbeeld een lease-auto of een kennismakingsreisje naar een zonnig eiland. Van den Born: ‘Wij willen juist niet dat mensen daarom voor ons kiezen, en doen er dus bewust niet aan mee. Starters kijken echter meer naar de lokkertjes dan naar de mogelijkheden voor ontplooiing en opleidingen. Wij hechten meer waarde aan collegialiteit, opleidingsmogelijkheden en innovatie. Je ziet dat ervaren informatici daar ook voor kiezen.’
Belastingdienst: ‘Het imago van de Belastingdienst is vooral een non-beeld’
De rijksoverheid heeft als IT-werkgever een zeer slechte naam. Een matige financiële positie, slecht management, gesloten cultuur, slechte producten en diensten en een belabberde externe communicatie, zo blijkt uit de enquête naar het imago van werkgevers in de IT van Computable en Intermediair. De meeste informatici bij de overheid werken voor het Belastingdienst Automatiseringscentrum (B/AC). Het negatieve imago van de rijksoverheid straalt ook uit over het B/AC.
‘Het publiek heeft eigenlijk geen beeld van de Belastingdienst als werkgever’, verklaart Paul van der Linde, communicatieadviseur van het B/AC. ‘Omdat mensen een non-beeld hebben, komen de clichés uit de ambtenarenmoppen tevoorschijn.’
Toch moet het B/AC niet overdreven veel moeite doen om zijn personeel te werven. Van der Linde: ‘Er werken ruim tweeduizend informatici bij het B/AC. Vorig jaar hebben we naast 34 trainees ongeveer 240 nieuwe medewerkers aangenomen, wat overeenkwam met onze doelstellingen.’ Jan-Hendrik Felet, sinds half augustus als trainee werkzaam bij het B/AC, roemt vooral de flexibele arbeidsvoorwaarden. ‘Je hebt veel vrijheid om zelf je uren in te delen en je kunt vrije dagen inruilen voor bijvoorbeeld een computer of fiets. Ik heb ook nog wel bij commerciële IT-adviesbureaus zoals Getronics en Pink Elephant gekeken, maar dat sprak me niet aan. Je kunt daar meteen de eerste dag bij klanten langs, ik investeer liever eerst in een goede opleiding.’