De wederuitvoer van vooral computers en andere elektronica zorgt ervoor dat Nederland de laatste jaren weer een echt handelsland is geworden. De wederuitvoer groeit namelijk veel sterker dan de totale Nederlandse goederenuitvoer. Vorig jaar maakte de wederuitvoer al meer dan 40 procent uit van de totale export, tegenover 20 procent in 1990.
Dit blijkt uit de Macro-Economische Verkenning, het ‘spoorboekje’ van de Nederlandse economie dat ieder jaar op Prinsjesdag uitkomt. De enorme exportgroei van de laatste jaren geeft dus een vertekend beeld. Het lijkt alsof de Nederlandse industrie en landbouw het geweldig doen, maar een belangrijk deel van de groei ligt in het feit dat Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats is geworden voor buitenlandse distributiecentra. Grote efficiëntie, redelijke arbeidskosten en een goede infrastructuur hebben buitenlandse computerbedrijven ertoe verleid zich in Nederland te vestigen.
Aan iedere euro wederuitvoer verdienen Nederlanders circa 10 eurocent. Dat is betrekkelijk weinig, want aan de binnenlands geproduceerde uitvoer verdienen ze gemiddeld 60 eurocent per euro. Door het grote handelsvolume is de wederuitvoer toch van behoorlijke betekenis voor de Nederlandse economie. In 2000 kwam er voor 82,8 miljard euro binnen, en gingen dezelfde goederen voor 92,5 miljard euro weer het land uit. Het verschil van 9,7 miljard euro bestaat uit handels- en vervoersmarges.
De Nederlandse uitvoer bestaat voor 11 procent uit kantoormachines en computers, zo leren de cijfers. Het overgrote deel hiervan is pure wederuitvoer. Het gaat hierbij om de uitvoer van goederen die eerder zijn ingevoerd en die het land in (vrijwel) onbewerkte staat weer verlaten. Een kwart van de wederuitvoer betreft kantoormachines en computers. De meeste goederen komen uit de Verenigde Staten en het Verre Oosten. Ze gaan vervolgens naar andere landen in Noordwest-Europa.