Gijs had na zijn studie natuurkunde een baan gezocht, zich gevestigd te Maarssenbroek en een betrekking aanvaard als leraar aan een middelbare scholengemeenschap. Maar voor de klas staan beviel hem slecht en daarom had hij gesolliciteerd naar de functie van systeemprogrammeur bij een rekencentrum. Als beta-academicus die met computers had gewerkt, werd hij direct aangenomen voor ‘het mainframe’.
Gijs’ aanvankelijke enthousiasme duurde niet lang. Het mainframe had in zijn korte bestaan al heel wat verschillende baasjes gehad. En als die het beestje nou alleen maar te eten en te drinken hadden gegeven, dan was het misschien allemaal nog wel meegevallen. In plaats daarvan had elk baasje het beestje weer een nieuw kunstje geleerd.
Daar waren kunstjes bij voor de gebruiker. Zoals Eghfs, een geavanceerd hiërarchisch file-systeem dat de plaats innam van de standaard opslagmethode. Of Stmre, de standaard tekstverwerker, maar dan met kennelijk zeer nuttige uitbreidingen die door ingewijden ‘reguliere expressies’ genoemd werden.
Andere kunstjes – vooral bedoeld voor intern gebruik – zouden de systeemprogrammeurs een hoop werk moeten besparen. Een voorbeeld is Hgupb, een handige geparametriseerde utility voor het precompileren van stukjes broncode van het besturingssysteem (in zeven verschillende uitvoeringen). Of kunstjes voor de operators, die hun werk daardoor nog weer een stukje verder gedebiliseerd zagen, zoals Ndsbj. Dat is een nuttige display, waarop de operator naast de gebruikelijke status van de batch-jobs tegelijkertijd ook de gemiddelde bezetting van de schijfkanalen over de laatste één, twee, vijf, tien en zestig minuten kon zien, alsmede het gewogen gemiddelde van de responstijden van het systeem over de laatste vierentwintig uur.
De kunstjes hadden natuurlijk wel een prijs. Het mainframe was een beestje met gebruiksaanwijzing geworden. Deze was echter opgeslagen tussen de oren van Gijs’ even deskundige als geniale voorgangers, en ontbrak dus.
Gijs had het snel door: hij moest een onbeheerbaar systeem beheren. Even verlangde hij terug naar zijn oude scholengemeenschap. Kon hij maar weer even opgesloten zitten in lokaal 309 met twee dozijn joelende pubers voor het raam. Maar toen bedacht hij dat je vuur ook met vuur kunt bestrijden.
Op het volgende werkoverleg presenteerde hij Project F. Een ambitieus voorstel om alle lokale ditjes en datjes te inventariseren en te bundelen in een generieke beheerstool die een soort centraal commandocentrum voor het systeembeheer zou moeten worden.
Het voorstel werd met instemming begroet door het management. Gijs kreeg budget en ging aan de slag.
Het project begon klein maar groeide en groeide totdat het Gijs zelf ver boven de pet ging. De wildgroei was groter dan iedereen voor mogelijk gehouden had, en Project F zelf bleek een sneeuwbaleffect te sorteren: nog meer lokale modificaties, nog meer onderhoud, nog meer wildgroei. Het budget en de doorlooptijd werden met een factor drie overschreden. Het commandocentrum is er nooit gekomen. Gelukkig werd het mislukken van Project F de initiatiefnemer niet persoonlijk aangerekend. Wegens bewezen diensten werd hij bevorderd naar de afdeling Administratieve Automatisering, een career move die hij zelf echter voelde als een verbanning naar Siberië. Daar heeft hij nog een jaar in stilte achter een 3270 doorgebracht. Zijn collega’s zagen hem niet veel meer. Af en toe sjokte hij nog een kamer binnen om iets te mopperen over JCL maar het vuur was eruit en hij was blij toen hij een nieuwe baan vond, veel dichter bij zijn huis. Daar werkte hij nog lang en gelukkig.
Dat was acht jaar geleden. Maar is het nu anders? Elk beestje heeft nog steeds veel baasjes en leert voortdurend nieuwe kunstjes. Dat is niet veranderd. Wel een verandering is het feit dat elk baasje nu heel veel beestjes heeft. In plaats van dat ene mainframe met dat ene besturingssysteem beheert de moderne IT-beheerder een compleet machinepark met PC’s, notebooks, werkstations en servers, routers en bridges.
Hierdoor heeft hij minder tijd voor het ontwikkelen van lokale modificaties, die tegenwoordig shell scripts, batch files, macro’s of templates heten. Het aantal lokale modificaties lijkt daarbij niet significant af te nemen; de kwaliteit ervan wel. Verder heeft de beheerder nu nog minder tijd voor het documenteren en onderhouden ervan dan vroeger. Het kunstjesprobleem lijkt er al met al niet kleiner op geworden te zijn.