IBM leverde via zijn Duitse dochterbedrijf Dehomag de technische middelen waarmee Hitler zijn plan voor de vernietiging van de joden kon uitvoeren.
Dat stelt de Amerikaanse onderzoeksjournalist Edwin Black in zijn controversiële boekIBM en de Holocaust.
De mening van Black kent weinig medestanders onder wetenschappers. De Franse advocaat Serge Klarsfeld, die met zijn vrouw Beate een beslissende rol speelde bij het achterhalen en voor de rechter brengen van de Duitse oorlogsmisdadiger Klaus Barbie, maakt korte metten met de bewering van de Amerikaan. Volgens Klarsfeld maakten de Duitsers bij de registratie van joden in Frankrijk geen gebruik van ponskaarten van IBM. De registratie van de joden in Frankrijk werd gewoon met de hand gedaan, op lijsten en in een met de hand geschreven kaartsysteem, aldus Klarsfeld.
Ook historicus Gerard Alberts, gespecialiseerd in computergeschiedens, verwerpt het directe causale verband dat de auteur legt tussen de geoliede bevolkingsadministratie tijdens de bezetting en het grote aantal Joden dat in Nederland is afgevoerd.
"In het boek worden twee parallelle gegevens opgevoerd", vertelt Alberts. "Een gaat over de verschillen in deportaties van Joden in Frankrijk en Nederland, de ander over de verschillen in bevolkingsadministratie". In Frankrijk kwam 25 procent van de Joodse burgers om (85 duizend van de 300 duizend) en in Nederland 73 procent (102 duizend van de 140 duizend). In Frankrijk bestond een gebrekkige administratieve
Hollerith-organisatie en in Nederland een uitstekende organisatie. Alberts: "Een direct causaal verband tussen een goed georganiseerde administratie en de deportatie van Joden mag je echter niet leggen. Black suggereert dit wel in zijn boek en legde tijdens een uitzending van het actualiteitenprogramma Twee Vandaag dit verband wel. Maar bij de deportatie van Joden spelen allerlei factoren een rol. Je kunt bijvoorbeeld ook geen direct causaal verband leggen tussen de spoorwegen en de deportatie van Joden. Een goede historicus let hier op."
"Ik ben het erg eens met David Barnouw van het NIOD die opmerkte dat je bijna zou vergeten dat het echt de Duitsers waren die de Joden naar de concentratiekampen sleepten."
Alberts vindt verder dat er in het boek een aantal losse eindjes zitten. Hij plaatst bijvoorbeeld een kanttekening bij de opmerking dat IBM in 1942 1,5 miljoen ponskaarten leverde aan de Nederlandse bevolkingsadministratie. "Er staat niet waar ze vandaan kwamen. Uit de Verenigde Staten? In oorlogstijd? Dat kan haast niet. Uit Duitsland?"
Hoewel Alberts zich bij het lezen van het boek in eerste instantie op Nederland heeft gericht, vindt hij de beschrijving van de handel en wandel van IBM en het Duitse onderdeel Deutsche Hollerith Maschinen Gesellschaft (Dehomag) in Europa fascinerend. Black beweert in zijn boek dat Hitler door de op maat gemaakte en voortdurend gemoderniseerde Hollerith-systemen in staat was van de jodenvervolging een automatisch en systematisch proces te maken. Hij spreekt van een strategisch verbond tussen Big Blue en het Derde Rijk. Alberts brengt hier tegen in dat IBM heel concreet betrokken is geweest bij nazi-Duitsland vanuit een a-politieke, puur kapitalistische houding. "Daarbij was Duitsland in die tijd technologisch gezien ontzettend modern, ook op het vlak van wapens, auto’s, wegen, noem maar op."
Hij verwerpt het verwijt van Black aan het adres van IBM dat het bedrijf speciaal allerlei programma’s voor de nazi’s ontwierp. "Dat is een onzin-argument. Wie bij IBM een set van Hollerith-machines huurde, kreeg daarbij door IBM op maat ontwikkelde bewerkingsschema’s voor de doorvoer van ponskaarten. Dergelijke systeemanalyse was nu eenmaal een technisch vereiste, anders draaide er geen enkele machine. Pas in de jaren 1960 vroeg IBM daar apart geld voor. Het is niet bijzonder dat IBM zijn klanten in de jaren dertig een compleet product leverde."