Hewlett-Packard (HP) gaat klanten de mogelijkheid bieden alvast meer processoren in hun computer te hebben dan ze momenteel nodig hebben. Wanneer de behoefte aan rekencapaciteit toeneemt, is er geen moeizame opwaardering nodig. Dit zal het computerbedrijf morgen bekend maken.
HP volgt hiermee het voorbeeld van Sun Microsystems. Die Unix-concurrent onthulde vorige week eenzelfde plan, onder dezelfde naam: ‘capacity on demand’. Klanten van beide bedrijven kunnen bij groei de extra, reeds aanwezige processoren inschakelen en betalen dan pas het volle pond voor die chips.
HP en Sun proberen zo jonge, nog groeiende bedrijven aan zich te binden. Daarnaast is dit capaciteitsplan ook een middel om hun verkoopcijfers van een toekomstig extraatje te voorzien. HP reorganiseert momenteel zijn Unix-verkoopstaf vanwege de tegenvallende resultaten die het begin vorige maand onthulde.
De twee leveranciers van Unix-systemen verschillen wel in hun benadering van dit capaciteitsinitiatief. Sun rekent voor de reserve-processoren een eenmalig, relatief klein, extra bedrag bij de aanschaf van het totale systeem. HP daarentegen vraagt een maandelijks bedrag van honderd tot 150 dollar per extra processor.
Verder biedt Sun dit programma vooralsnog alleen voor zijn zwaarste E10000 Starfire-systemen. Het plan van concurrent HP omvat diens topzware V-klasse, de zware N-klasse en de middelzware L-klasse. Die machines bevatten respectievelijk maximaal 32, 8 en 4 PA-Risc processoren.
Wanneer de klant de extra processoren in gebruik neemt, volgt de totale rekening. Dat komt neer op bedragen van 25 duizend dollar voor HP’s V-klasse processor, meer dan tienduizend dollar voor een N-klasse chip en ongeveer vijfduizend dollar voor een processor in de L-klasse.