De jury in de zaak Bristol versus Microsoft heeft de aanklachten nietig verklaard. Microsoft heeft zich niet schuldig gemaakt aan het schenden van antitrust-wetten, maar heeft wel misleidende zakenpraktijken gehanteerd.
Bristol krijgt een symbolische schadevergoeding van 1 dollar. Het bedrijf had 263 miljoen dollar geëist. De jury was van mening dat Microsoft zich niet correct heeft gedragen, maar dat dat niet tot aanzienlijke schade voor Bristol heeft geleid.
Microsoft is zeer te spreken over deze uitslag en stelt dat dit belangrijk is voor de hele software-industrie. Bristol overweegt nog een hoger beroep. Juristen zijn nauwelijks verbaasd over het verlies van Bristol. De theorie en juridische gronden van de aanklacht worden omschreven als ‘zwak’.
Ondertussen menen analisten dat deze zaak een naargeestige waarschuwing is voor bedrijven die samenwerken met Microsoft. Bristol raakte in toenemende mate afhankelijk van toegang tot de broncode van Windows NT. Daarmee vertaalde het bedrijf applicaties van dat platform naar Unix-varianten.
De Windows Interface Source Environment-overeenkomst (Wise) die de twee bedrijven in 1994 tekenden, was oorspronkelijk een middel voor Microsoft om NT geaccepteerd te krijgen in bedrijfsnetwerken. Het marktaandeel van dat besturingssysteem was toen nog klein en de fabrikant moest genoegen nemen met co-existentie. Bovendien vormde Wise een controleerbaar tegenwicht voor initiatieven als Wabi (Windows Binary Application Interface) en Pwi (Public Windows Interface) die Sun Microsystems rond die tijd lanceerde.