De antitrustzaak van Bristol tegen Microsoft is volgens juristen van de aangeklaagde softwareleveranciers niets meer dan een snood plan om snel geld binnen te krijgen. De jury buigt zich nu over een uitspraak in deze antitrustzaak.
Bristol heeft Microsoft aangeklaagd voor monopolistisch misbruik van de toegang tot de broncode van Windows NT. De Wind/U-software van de aanklager stelt ontwikkelaars in staat hun NT-applicaties te vertalen naar Unix. Toegang tot de interne werking van NT is daarvoor nodig.
Microsoft wijzigde in 1996 de overeenkomst die het in 1994 met Bristol sloot. Volgens dat bedrijf verzekerde het oorspronkelijke contract ook toegang tot de code van toekomstige versies van NT. Microsoft besloot echter de bestaande overeenkomst niet te verlengen en bood een nieuwe aan waarbij Bristol het moest doen met minder toegang en een vergoeding die vier keer zo hoog lag.
Volgens Bristol bood de verminderde toegang zijn ontwikkelaars alleen de mogelijkheid hun software te maken voor client-systemen. Daardoor werd het bedrijf buitengesloten van de servermarkt, die Microsoft voor zichzelf wilde hebben. De aanklacht eist onder meer schadevergoedingen van 263 miljoen dollar.
Advocaten van de softwarereus beweren echter dat het bedrijf meerdere malen heeft geprobeerd de onderhandelingen met Bristol open te houden, maar dat die firma niet wou praten. "Dit is dus gewoon een plannetje om geld te verdienen met een rechtszaak in plaats van gewoon producten te verkopen", aldus jurist David Tulchin.