Er is behoefte aan onder meer mensen, kennis en gereedschappen om systemen te ontwikkelen van een hoger niveau dan momenteel het geval is. Als aan deze eisen wordt voldaan, kan het Nederlandse bedrijfsleven concurrerend opereren, meent Jaap Acohen, adjunct-directeur r&d bij een leverancier van it-oplossingen.
Vorig jaar schetste ik het probleem dat in Nederland relatief weinig studenten een informaticaopleiding volgen en dat bedrijven de ervaren ontwikkelaar onvoldoende waarderen, waardoor deze noodgedwongen doorpromoveert naar de functie van projectleider of consultant (Computable, 13 september 2002). Hierdoor ontstaan informatiesystemen van onvoldoende kwaliteit.
Deze ontwikkelingen worden extra versterkt doordat er de laatste twee jaar, in verband met de economische ontwikkelingen, sterk wordt bezuinigd op onderzoek & ontwikkeling en investeringen in grotere ontwikkelprojecten. Productontwikkeling wordt op een laag pitje gezet en ict-specialisten worden massaal ontslagen. De koers van it-fondsen op de beurs is dramatisch gedaald, waardoor er een zelfversterkend effect optreedt: ict wordt minder populair om te studeren. Nu wil ik geen pleidooi houden voor de zeepbeleconomie, maar ict is nog steeds een vakgebied dat in de kinderschoenen staat en waarin juist een extra impuls nodig is om er een volwassen discipline van te maken.
De verwachting is dat de belangrijkste productiviteitverbetering in het bedrijfsleven moet komen vanuit de ict. En ondanks alle kritiek die de afgelopen tijd is geleverd op de internethausse, is internet nu een fundamenteel instrument in de communicatie tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en klanten. Het benutten van internet en allerlei ontwikkelingen op het gebied van de telecommunicatie zal leiden tot een samenleving waarin de fysieke locatie van iemands werk steeds minder belangrijk wordt. Zodra we online beeld, geluid en tekst met meerdere personen tegelijkertijd kunnen uitwisselen, zal dat grote effecten hebben op de wijze waarop onze samenleving functioneert. Fysieke distributie van goederen zal voorlopig nog een belangrijke rol spelen, maar ook hier zal ict een grotere invloed hebben op de bestaande logistieke concepten, waardoor het aantal bewegingen op de weg en het spoor kan worden verminderd.
De meeste Nederlanders zijn er langzamerhand wel van overtuigd dat het aanleggen van meer en bredere wegen, bovengronds of ondergronds, het fileprobleem niet fundamenteel zal oplossen. Ook zal het effect van kilometerheffing niet die ingrijpende gevolgen hebben, zolang onze werkwijze niet verandert. Informatie- en communicatietechnologie kan deze werkwijze wél fundamenteel veranderen. Daarom zullen er in ons kenniseconomie belangrijke investeringen nodig zijn om dit mogelijk te maken.
Opbrengsten onbekend
De financieel-economische facetten van de ict zijn nu actueler dan ooit. Het is begrijpelijk dat nu voornamelijk naar de kostenkant wordt gekeken, omdat nog steeds onvoldoende bekend is wat de opbrengsten van ict zijn. Ook vakgebieden als ‘Information Economics’ kunnen nog onvoldoende de toegevoegde waarde van ict-investeringen duidelijk maken. De modellen die hiervoor momenteel worden gebruikt, geven op papier een verwacht rendement, maar er is nog onvoldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar over de daadwerkelijk geleverde toegevoegde waarde.
Hoe kunnen we deze vicieuze cirkel doorbreken en op welke wijze kunnen onderzoek en ontwikkeling van ict hieraan een bijdrage leveren?
Er zijn vier aandachtsgebieden die in het kader van de professionalisering van de ict belangrijk zijn en in aanmerking komen voor verder wetenschappelijk onderzoek. De vier aandachtsgebieden liggen in feite onder de paraplu van de noodzakelijke technologische innovaties, die natuurlijk in belangrijke mate bijdragen aan vernieuwing. Hier speelt de chiptechnologie een noodzakelijke randvoorwaarde, evenals de bandbreedte die telecomleveranciers beschikbaar kunnen stellen.
De vier aandachtsgebieden zijn: ontwikkelsnelheid, stabiliteit van systemen, onderhoudbaarheid en toekomstvastheid. Daaraan gekoppeld zijn respectievelijk de volgende vier randvoorwaarden: gekwalificeerde mensen, geschikte tools, juiste infrastructuur en een goede organisatie.
Ontwikkelsnelheid
Snelheid van ontwikkelen is een belangrijk kwaliteitsaspect geworden. Niet alleen zijn lange projecten in het algemeen duurder (denk maar aan de lange implementaties van erp-systemen die vroegtijdig zijn gestaakt), tevens is de kans groter om de kosten terug te verdienen, of toegevoegde waarde te leveren, met een snel ontwikkelde applicatie dan met een systeem dat de kans loopt om gedurende zijn ontwikkeltijd al te worden ingehaald door nieuwe ideeën of technologieën.
Snel kunnen ontwikkelen is natuurlijk afhankelijk van goed opgeleide mensen en moderne hulpmiddelen. Ook de aanwezige infrastructuur moet in staat zijn om snel nieuwe systemen te integreren. ‘Last but not least’ stelt de organisatie van een snel ontwikkelproject hoge eisen aan de samenwerking. Dankzij de economische crisis nemen bedrijven weinig of geen nieuwe jonge medewerkers aan en wordt nog met traditionele methoden en technieken ontwikkeld. De Cobol-programmeur van twintig jaar geleden is nu hoofd it en de ballast van de zogeheten ‘legacy-systemen’ weerhoudt menig onderneming om avonturen aan te gaan.
Zelfs als er nieuwe medewerkers rechtstreeks van de universiteit in dienst worden genomen, worden deze al snel ingekapseld in het reguliere opleidingsprogramma dat hen hersenspoelt in de werkwijze van het bedrijf. Deze nieuwe medewerker beschikt wel over kennis van twintig ontwikkeltalen, maar niet over de software-engineeringmethoden om met ‘high performance’-teams snel nieuwe systemen te bouwen. Ondanks dat er allerlei hr-programma’s worden opgezet op basis van competentiemanagement, met aandacht voor communicatieve vaardigheden, missen we nog de kwaliteit om met nieuwe technologie snel een systeem te bouwen dat minder kost dan het oplevert.
Stabiliteit
De stabiliteit van een nieuw en snel ontwikkeld systeem moet zeer hoog zijn. De onderhoudskosten die het gevolg zijn van het repareren van fouten, vertekenen anders het beeld van de beperkte ontwikkelkosten en leiden bovenal tot ontevreden klanten en gebruikers.
Het is een bekend feit dat de ontwikkelkosten van een nieuw informatiesysteem slechts een fractie vormen van de totale levenscycluskosten. De huidige werkwijze is nog te vaak dat een snel ontwikkeld systeem een slordig systeem wordt, omdat men nog niet in staat is om enerzijds snel te ontwikkelen en anderzijds robuust te ontwikkelen. Bestaande onderwijs- en onderzoeksprogramma’s hebben nog onvoldoende vruchten afgeworpen om hierin een bijdrage te leveren.
Op alle genoemde randvoorwaarden scoren we hier in het algemeen onvoldoende. We beschikken niet over de kennis om snel en stabiel te ontwikkelen, we hebben geen tools die ons hierbij voldoende ondersteunen, we zijn niet in staat om het snel ontwikkelde systeem te integreren in de bestaande infrastructuur en ten slotte is de it- en gebruikersorganisatie niet ingericht op dit type projecten.
Onderhoudbaarheid
Snel ontwikkelde systemen moeten niet alleen stabiel zijn, ook moet de flexibiliteit zodanig zijn dat het relatief eenvoudig is om nieuwe functionaliteit toe te voegen. Dit stelt hoge eisen aan het conceptueel denkniveau van de ontwerpers.
Eén van de frequent voorkomende problemen bij het ontwerpen van informatiesystemen is de vraag hoe generiek het systeem moet worden ontworpen. Hiervan kan elke it’er talloze voorbeelden geven. Denk bijvoorbeeld aan een systeem dat met bedragen werkt, maar voor het gemak alleen euro’s aankan totdat het bedrijf ook met landen buiten de EU handel gaat drijven. Of een systeem dat met bankrekeningnummers van het traditionele formaat werkt, maar niet is voorbereid op het ‘international standard banknumber’. En uit het verleden is er natuurlijk het overbekende voorbeeld van het systeem dat met zes posities voor een datum rekening houdt, totdat er een eeuwwisseling plaatsvindt…
Het kost in de regel meer ontwerp- en ontwikkeltijd om al vooraf rekening te houden met een systeem dat ook geschikt is om overmorgen de bedrijfsprocessen goed te ondersteunen. Niet alleen dat men vooraf de verschillende functionele mogelijkheden moet kunnen overzien, maar ook moet de ontwikkelaar in staat zijn om deze flexibiliteit te vertalen in een geautomatiseerd systeem dat niet te duur wordt om voorlopig alleen de problemen van vandaag aan te kunnen.
Ten slotte zal er rekening moeten worden gehouden met technische ontwikkelingen die voorkomen dat het systeem al na korte tijd ongeschikt is en moet worden herbouwd of geconverteerd.
Webontwikkelingen
De afgelopen dertig jaar hebben zich grote ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van zowel de hardware als de software. Gezien vanuit een software-ontwikkelperspectief, zijn na de derde generatietalen (3gl) de 4gl in gebruik genomen. Nu is er sprake van webontwikkelingen met behulp van Java. Systemen die in 3gl of 4gl waren ontwikkeld, zijn niet zondermeer geschikt om ook als webapplicatie ter beschikking te stellen. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van allerlei tools die de derde- en vierde generatietalen voor het Web kunnen ontsluiten.
Pakketleveranciers zien zich echter gesteld voor de vraag in hoeverre hun pakketten uit de jaren negentig zich kunnen meten met pakketten die met nieuwe technologie zijn ontwikkeld. Het hele pakket opnieuw ontwikkelen kost te veel en levert geen nieuwe inkomsten op. En het pakket converteren naar de nieuwe technologie, geeft meer technische problemen dan oplossingen. Het is dus essentieel om wetenschappelijk onderzoek te verrichten op dit gebied van ’toekomstvastheid’.
Ontwikkelingsland?
Resumerend is er behoefte aan mensen, kennis en gereedschappen om systemen te ontwikkelen die een hoger niveau van professionalisme vertonen dan momenteel het geval is. Als het Nederlandse bedrijfsleven in staat wil zijn concurrerend te opereren, zal het ontwikkelen van informatiesystemen moeten voldoen aan de bovengenoemde eisen. Wij zullen dan moeten beschikken over goed opgeleide medewerkers, moderne tools en technieken en managementvaardigheden. Universiteiten en hogescholen kunnen samen met het bedrijfsleven hiervoor de voorwaarden creëren.
Vele ontwikkelingslanden hebben het probleem om hun hoger opgeleiden aantrekkelijk werk te bieden. Vaak trekken deze academici na het behalen van hun diploma naar het buitenland, of keren na het volgen van hun opleiding in het buitenland niet eens meer terug naar hun vaderland.
In Nederland is de auto- en vliegtuigindustrie verdwenen. En het ziet ernaar uit dat na het mooie voorbeeld van Baan er weinig initiatieven worden genomen in de software-industrie. Universiteiten bieden nog onvoldoende opleidings- en onderzoekmogelijkheden voor pakketsoftware. Op de VU in Amsterdam is gelukkig recentelijk hiertoe een initiatief genomen. Maar de it-crisis heeft het animo om zich in dit vak te specialiseren geen goed gedaan. Zelfs de overheidscampagne ‘Kies exact’ is nu veranderd in een onderwijsvernieuwing waarin exacte vakken in het middelbaar onderwijs geen of minder uren krijgen toebedeeld. Laten we daarom niet verbaasd zijn als er weinig studenten kiezen voor wiskunde, natuurkunde, scheikunde of informatica.
De economische recessie heeft echter ook een aantal positieve neveneffecten. Het innovatieve vermogen van de meeste bedrijven worden sterk uitgedaagd. De uit zijn krachten gegroeide adviescultuur is terug op een reële omvang. Er vallen daardoor weliswaar – helaas – vele ontslagen, maar er is behalve voor advies- en managementvaardigheden, met bijbehorende gedragscompetenties, nu ook weer aandacht voor de ‘harde kennis’ van werknemers.
Indien we nu voldoende aandacht zouden schenken aan het ontwikkelen van de genoemde kennisgebieden, deze medewerkers vergelijkbaar honoreren en ten slotte systemen ontwikkelen die aan de gestelde eisen voldoen, dan kan juist in tijden van recessie de ict een belangrijke bijdrage leveren aan de groei van de economie.
Jaap Acohen, Adjunct-directeur R&D, IBS Consist