Volledige openheid stond bij Apple, evenals bij de concurrentie, nooit voorop. Dat is wel het geval met innovatie, integratie, consistentie en compatibiliteit, aldus J.P.C. van Gennip.
Met stijgende verbazing heb ik het artikel van Ad Mulder gelezen over de al dan niet verdiende ondergang van Apple. Aangezien er over smaak niet te twisten valt, zal ik me beperken tot commentaar op de feitelijke onjuistheden in het artikel. Allereerst wil ik het over de ‘openheid’ hebben, die met name bij Apple zou ontbreken.
Een computersysteem bestaat ruwweg uit: hardware (processoren, schakelingen en periferie), systeemsoftware en applicatie-software.
In het begin van de jaren tachtig voerde IBM de PC ten tonele. Door de opzet van de hardware (moederbord plus expansieborden) was dit een op de succesvolle Apple II geïnspireerd produkt, maar dan met schakelingen die één op één uit het Intel-databoek waren overgenomen.
De ‘openheid’ van dit hardware-platform bestond voornamelijk daarin, dat er totaal niets patenteerbaars aan te bekennen was. Daarom kon het dan ook naar hartelust gekopieerd worden.
Met betrekking tot de toegepaste (gesegmenteerde) processor – onder de toenmalige omstandigheden de slechtst denkbare – was de situatie niet zo erg open. De diverse processen die Intel voerde, spreken voor zich.
De systeemsoftware voor de PC was een kloon van het indertijd naast de Apple II florerende CP/M en evenals al zijn opvolgers nooit een open produkt. Ook hier kan worden gerefereerd aan de talloze processen tegen Microsoft, waarbij toegang tot en gebruik van voorkennis over interne structuur van deze systeemsoftware een rol speelde.
Het volgens Mulder tragische lot dat de zogenaamde "klonenbouwer" Franklin ten deel viel, vloeide rechtstreeks voort uit het zonder toestemming inbreuk maken op patenten en intellectuele eigendom van Apple. De hardware van de Apple II bevatte, in tegenstelling tot de PC, namelijk wèl allerlei slimme constructies. Franklin was dus geen "klonenbouwer" maar een dief. In aanmerking nemend dat Apple indertijd het volledige schema en de listings van de embedded software bij iedere machine meeleverde (openheid ?), was dit stelen niet zo moeilijk.
Microsoft minst open
De problemen bij Apple II als gevolg van een te strakke relatie tussen hard- en software waren leerzaam. In 1984 kwam Apple met de Macintosh, een door software bepaalde ‘virtuele machine’. Deze werd volledig gedocumenteerd en voor iedere applicatie-ontwikkelaar (op gelijkwaardige basis) toegankelijk in de markt gezet. Deze machine, die inderdaad (aangekochte) Wimp-elementen van Xerox Parc bevatte, had daarnaast vele andere innovatieve aspecten. Een deel daarvan begint pas nu mondjesmaat in de (open ?) produkten van dr. Gates te verschijnen. Weliswaar was het produceren van Macintoshes tot een aantal jaren geleden exclusief voorbehouden aan Apple (en dus gesloten), maar de openheid naar de applicatiebouwers was en is volledig. Dit was binnen het Wintel-platform nooit het geval.
In het voorafgaande moge beargumenteerd zijn dat zowel het Wintel- als Apple-platform beide niet volledig open zijn of zijn geweest. De opstelling van Microsoft is het minst open.
Indien, zoals Mulder stelt, openheid cruciaal is, dan zouden op Unix gebaseerde produkten in het algemeen en het (gratis!) Linux in het bijzonder de absolute winnaars moeten zijn. Deze produkten draaien op een groot scala aan processoren en kennen een verregaande uitwisselbaarheid van applicaties. Linux is zelfs op broncodeniveau verkrijgbaar. Bovendien kennen ze al jaren preemtive multitasking, geheugenbeheer enzovoort. Dit zijn zaken die tot de zogenaamde verworvenheden van de nieuwe generatie PC’s zouden (gaan) behoren. Overigens zucht de Wintel-omgeving nog altijd onder de naweeën van de 8086-architectuur.
Grafische applicaties
Voorts beargumenteert Mulder, ondermeer aan de hand van de beeldschermresolutie (!), dat het Apple-produkt inmiddels inferieur aan het worden is.
Apple heeft zich van meet af aan op de grafische markt georiënteerd. De gekozen beelschermresolutie van 72 DPI (typografische eenheid) komt dan ook uit die markt voort. De absolute maatvoering op het scherm komt daardoor overeen met die van de uiteindelijke afdruk.
In dit opzicht zij nog opgemerkt dat een Macintosh-standaard niet echt een beeldscherm kent, maar een (veel groter) afbeeldingsvlak waarvan één of meerdere monitoren een deel weergeven. Resolutie en schermgrootte zijn daarom op een Macintosh relatief ondergeschikte begrippen.
Rond 1993 zijn in een deel van de grafische markt experimenten uitgevoerd om over te stappen van Macintosh naar Windows. De reden daarvan was dat de PC’s voor het eerst (tijdelijk) wat sneller waren, dat ze goedkoper waren, en dat de populaire pre-press produkten van Adobe, Aldus en Quark ook voor die platformen beschikbaar kwamen. Voor de meesten duurde het uitstapje kort.
Vergelijkend onderzoek wees uit dat bij zware grafische applicaties het aantal noodzakelijke herstarts op een Macintosh gemiddeld zeven maal lager ligt dan in een Wintel-omgeving.
Een PC die gespecialiseerd personeel eist voor netwerkbeheer, discussies over de juiste ‘config.sys’ en ‘autoexec.bat’, en toetsenborden met excessieve slijtage van de knopjes ‘control’, ‘alt’ en ‘del’, waren nieuw voor de Mac-gebruikers.
Het marktaandeel van Apple in de grafische industrie is nog altijd meer dan 80 procent ("weggeërodeerd"?) en ook in de multimediawereld speelt Apple een belangrijke rol. Zo is de flitsende videoclip voor de Intel Pentium geproduceerd op een Apple Macintosh en komen grote delen van radio- en TV-programma’s rechtstreeks uit een Mac.
Een onlangs gehouden vergelijking tussen Wintel en Macintosh op het gebied van bedieningsgemak toonde aan dat een tienjarig knulletje op een Mac met gemak een team van Microsoft-experts in het zand kan doen bijten.
Tenslotte zij nog verwezen naar bekroonde systeemcomponenten als Quick Time VR, Quick Draw 3D. Verder is Apple, vrijwel zonder enige discontinuïteit voor de gebruikers, er een aantal malen in geslaagd om compleet andere hardware-architecturen en zelfs processoren te introduceren. Veel programma’s die in de jaren tachtig zijn geschreven voor een Macintosh Plus, doen het nog steeds op de huidige generatie van op de Power PC gebaseerde machines.
Zaken als 16- of 32-bits zijn op de Macintosh, evenals de volledige integratie van alle applicaties, zijn nooit onderwerp van discussie geweest. Dit staat in contrast met de situatie bij Windows 95.
Technische superioriteit
Op dit moment is het Wintel-platform in veel opzichten nog niet beland op het niveau van de Macintosh van 1988. Toch zijn de verschillen beduidend afgenomen.
Ook toen de verschillen nog veel groter waren dan nu, waren er talloze mensen die bij voortduring uitriepen dat de MS-DOS PC veel beter was. Het ging om personen die via een PC-privé project in het bezit waren gekomen van een MS-DOS machientje, of wier specifieke kennis van de rariteiten van PC’s de voornaamste pijler onder het bestaan vormde.
Als geen ander heeft Apple aangetoond dat technische superioriteit geen garantie is voor het wegvagen van de concurrentie. Desondanks is Apple er door de jaren heen in geslaagd een eigen, onafhankelijk platform neer te zetten. Het is nog steeds één van de grote producenten. Volledige openheid was, evenals bij de concurrentie, nooit de belangrijkste invalshoek. Innovatie, integratie, consistentie en compatibiliteit waren dat wel. Iemand met een willekeurige CD of diskette met daarop bestanden uit een al even willekeurige applicatie maakt nog steeds op een Macintosh de beste kans daarmee uit de voeten te kunnen. Het platform waarop deze CD of diskette werd gemaakt, speelt daarbij geen rol.
MS-DOS, Windows 3.11 en Windows 95 draaien, al dan niet geëmuleerd, ook op een Macintosh, maar zelden zal een Macintosh-gebruiker vrijwillig van deze omgevingen gebruik maken. Dit komt omdat een groot deel van de Macintosh-gebruikers weinig of niets van computers weten en ook niet eens wil. Tijdens borrels en recepties vinden ze dan ook nauwelijks aansluiting bij al die mensen die geanimeerd in gesprek zijn over ‘PIF’-bestanden, printer-drivers, hoe je plug-en-play kan (moet) uitzetten, boot-virussen en vingerbrekende toetscombinaties om nog meer features en bugs te omzeilen.
Kortom, het zijn leken. Voor hen is het dus een ramp als Apple ten onder gaat.
Ir J.P.C. van Gennip is werkzaam bij Arun projects BV