Fuserende banken moeten zich goed bezinnen over de volgende generatie informatiesystemen, meent R. J. Casimir.
Het was een merkwaardige samenloop van omstandigheden. Toen het artikel van Cok de Zwart over de ellende van een fusie verscheen (Computable, 14 november), was er net een grote bankfusie aangekondigd: niet tussen ING en ABN-Amro, maar tussen ING en de Belgische BBL. In eerste instantie lijkt de overname van BBL op opname binnen een conglomeraat. De Nederlandse en Belgische cultuur en regelgeving zijn zo verschillend dat het geen enkele zin heeft op korte termijn op een enkel systeem over te gaan. Voor de systemen die in het begin van de volgende eeuw in gebruik genomen zullen worden, ligt dat echter anders, al was het alleen al omdat Nederland en België dan dezelfde munt zullen hebben. Een gemeenschappelijk systeem kan natuurlijk ook worden gebruikt door andere banken die ING in de komende jaren nog zal overnemen.
Terwijl een nationale fusie kostenbesparing op korte termijn mogelijk maakt, vraagt een internationale fusie juist om een visie op lange termijn. Terwijl de Zwart in navolging van Forrester een inkrimping van de stafafdelingen als mogelijkheid noemt, zouden ING en BBL volgens mij juist baat hebben bij de stichting van een gezamenlijk researchinstituut waar de ontwikkelingen in de informatica worden onderzocht en waar diep wordt nagedacht over de toepassing daarvan in de volgende generatie informatiesystemen. Juist omdat de systemen van de volgende eeuw in verschillende landen zullen worden gebruikt, zullen ze veel gebruiksvriendelijker zijn dan de huidige. Om een detail te noemen: Friese rekeninghouders zullen dan, net als Franstalige Belgen, hun bankbriefjes in hun eigen taal kunnen krijgen.
Rommert J. Casimir,
Katholieke Universiteit Brabant.