In één jaar tijd is het fenomeen ‘webservices’ de kleuterklas ruim ontgroeid. Maar om ze nu te presenteren als de ultieme oplossing, dat gaat veel te ver. Bovendien is de implementatie van webdiensten lang niet zo eenvoudig als het op het eerste gezicht lijkt. Er moeten heel wat stappen worden gezet, en meer nog: vragen worden gesteld én beantwoord. Maar aan het eind lonkt de beloning…
Je kunt geen blad openslaan of er wordt driftig geschreven over webdiensten (‘webservices’). Zoals met meer ontwikkelingen met hype-aspiraties worden ook webdiensten gepresenteerd alsof zij de ultieme oplossing vormen voor de meest uiteenlopende problemen. Via de reclames op tv leren we dat je er zelfs fietsen mee kunt maken.
Al deze aandacht heeft het fenomeen webdiensten in een zeer kort tijdsbestek gemaakt tot één van de breder bekende en geaccepteerde ict-termen. De verwachtingen zijn sterk opgezweept, gericht op wat de webdiensten kunnen betekenen voor een organisatie, waarbij men voorbij gaat aan de vraag of het een bruikbare techniek is. Een kniesoor die hier op let, gezien de jonge leeftijd van de webdiensten. Op zich is het verfrissend dat ict gedwongen wordt de behoeften uit de business te volgen, gedreven door nieuwe technologie.
Niet puur technisch
De vraag is of het toepassen van webdiensten meer is dan marketing alleen. Het antwoord hierop is niet zo zwart-wit als u wellicht verwacht. Als we met de kennis van vandaag een jaar teruggaan in de tijd, is deze vraag bijna – maar nog net niet helemaal – met een volmondig ‘ja’ te beantwoorden. Organisaties die destijds de moed hadden om webdiensten toe te passen, hebben deze ambivalentie aan den lijve ondervonden. De marketing had zijn werk gedaan. De businessbehoefte was geïdentificeerd en de techniek kon zich nu gaan bewijzen. Het laatste bleek toch minder eenvoudig te zijn dan verwacht, wat logisch is gezien de korte tijd dat webdiensten als techniek beschikbaar waren.
Maar om met Johan Cruijff te spreken, ‘elk nadeel heb zijn voordeel’. Dat geldt ook voor de webdiensten. De vernieuwers hebben geleerd dat het inzetten van webdiensten niet puur een technische aangelegenheid is. Organisatie en bestaande infrastructuur spelen een cruciale rol en vergen het grootste deel van de inspanning. Stappen die los van de stand van de techniek toch gezet moeten worden en dus een voorsprong bieden om de beloofde voordelen van ‘webservices’ daadwerkelijk te realiseren. Door de sterke vraag vanuit de innovatie naar robuustere en meer volledige technische ondersteuning, zijn webdiensten in een jaar tijd met reuzensprongen richting volwassenheid gegaan.
Ontleden
Alvorens de gemaakte sprongen te identificeren, is het nuttig eerst een webdienst te ontleden: welke stappen moet een aanbieder van webdiensten doorlopen voordat zijn dienst aangeboden kan worden, hoe kan hij bepalen of de huidige stand van de techniek alles in kan vullen en hoe kan hij de rijpheid van de techniek meten?
Het antwoord op het eerste deel van de vraag is afhankelijk van de toepassing en doelstelling die de aanbieder heeft. Is het een compleet nieuwe dienst die geen raakvlakken heeft met wat dan ook binnen het bedrijf, of is het een dienst die reeds aanwezige functionaliteit en informatie eenduidig en eenvoudig beschikbaar maakt? De laatste situatie vereist de meest complete invoering van webdiensten.
Daarnaast speelt de complexiteit van de aangeboden dienst een rol. Bestaat deze uit slechts één enkele stap en is deze te herleiden tot één enkele functie in een bestaande applicatie, of is het een samenspel van meerdere informatiebronnen en systemen? Hoe complex de dienst ook is, hij is altijd te herleiden tot één of een combinatie van meerdere simpele ‘webservices’ die zijn opgezet conform een soa (‘service oriented architecture’). Via deze simpele webdiensten kan ook worden voldaan aan de verwachtingen die door marketeers zijn geschapen, zoals bijvoorbeeld kostenbesparing door eenvoudigere integratie, vergaande automatisering van processen, flexibiliteit in het aanbieden van nieuwe producten en verbetering van de relatie met de klanten dankzij meer en betere informatie.
Ontsluiten
De eerste stap op weg naar de invoering van webdiensten is de ontsluiting van een functie in een bestaand systeem. Bijvoorbeeld het opvragen van klantgegevens, de beschikbaarheid van een product of de mutatie van deze gegevens. Dit is weliswaar zeer snel te noteren, maar de ervaring leert dat deze eenvoud bedrieglijk is. Niet alle legacy-systemen zijn modulair opgebouwd of ontworpen om individuele functies los aan te roepen. De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan een eenvoudigere ontsluiting via ‘integratie-brokers’, waarbij overigens nog steeds geen garantie bestaat over hóe eenvoudig dat gaat. Dit wordt immers hoofdzakelijk bepaald door de opbouw van de te ontsluiten applicatie.
Het nadeel van toepassing van een integratie-broker is dat, als deze nog geen onderdeel uitmaakt van de bestaande infrastructuur en functionaliteit, er een vermogen geïnvesteerd moet worden om een opstapje te realiseren naar webdiensten. Tenzij gekozen wordt voor een groeiscenario waarbij niet direct een oplossing voor de hele wereld wordt aangeschaft, maar een specifiek op webdienstontsluiting gerichte applicatie. Het laatste jaar zijn er verschillende van deze applicaties op de markt gekomen, die weliswaar niet alles bieden wat een integratie-broker levert, maar in de meeste gevallen ruim voldoen aan de behoeften van ‘webservices’.
Na de eerste stap is er een op technisch vlak ontsloten functie die beschikbaar kan worden gemaakt als webdienst. Nu komen allerlei organisatorische en praktische zaken om de hoek kijken. Deels zijn deze terug te voeren op marketingproblematiek, omdat webdiensten op de juiste wijze in de markt gezet en bekendgemaakt moeten worden. Wat is de beschikbaarheid van de legacy-applicatie en komt deze overeen met de behoeften vanuit de business? Hoe is het geregeld met de dienstverlening aan de gebruikers van de webdienst? Bestaat er een mogelijkheid om een ‘service level agreement’ af te sluiten of hoe wordt er omgegaan met wijzigingen? Met andere woorden: plaats de organisatie centraal en kijk in alle windrichtingen om de behoeften te bepalen en vul deze vervolgens in.
Aanbieding definiëren
Naast dienstverlening is één van de complexere problemen het komen tot een bruikbare definitie van de webdienst. Deze definitie kent twee kanten. Enerzijds het in woorden omschrijven van de webdienst, zodat deze aantrekkelijk en eenduidig interpreteerbaar kan worden aangeboden. Een simpel voorbeeld maakt duidelijk dat dit overigens niet eenvoudig is en sterk gestuurd wordt door de context van de gebruiker. Als een organisatie een webdienst wil aanbieden die het mogelijk maakt ‘koffie te bestellen’, dan is het van belang aan te geven of het hier gaat om een bestelservice waarmee kopjes, pakken, balen of wellicht hele zeeschepen met koffie worden bedoeld.
De volgende stap is het vaststellen van de inhoud van het webdienstenbericht. In het ideale geval worden hiervoor reeds beschikbare XML-standaarden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het aanbieden van een dienst waarmee adresgegevens kunnen worden gecontroleerd. Nu is het heel goed mogelijk om zelf een resultaatbericht samen te stellen en zo een dienst aan te bieden. Hiermee voldoe je echter niet aan één van de marketingvereisten van het leveren van een gangbare dienst. Immers, als een gebruiker allerlei conversieslagen moet uitvoeren om het resultaat van de dienst toe te kunnen passen, wordt het doel al snel voorbijgeschoten.
Het is dan ook zaak om voor de technisch-inhoudelijke definitie van een webdienst-XML-bericht gebruik te maken van beschikbare standaarden voor het specifieke marktsegment. Dit zijn de zogenaamde verticale XML-standaarden, die afspraken en structuren vastleggen voor de diverse segmenten. Denk hierbij aan Xbrl (‘extensible business reporting language’) voor de financiële markten en HR-XML (‘human resource XML’) voor personeelszaken. Gebruik van deze standaarden heeft als voordeel dat deze zonder extra inspanning door de doelgroep te gebruiken zijn, en dat discussies over structuur en inhoud voor een specifiek bericht niet eeuwig duren. Helaas liggen er momenteel nog te weinig uitgekristalliseerde standaarden die op de plank.
De volgende stap is het aanbieden van de opgestelde business en de technische definitie via een advertentiemedium. Webdiensten gebruiken hierbij op uddi (‘universal description, discovery and integration’) gestandaardiseerde bibliotheken (‘repositories’). Het idee hierachter is dat iedereen kan aanbieden en vinden via één of meerdere ‘repositories’. De techniek is er rijp voor, maar er zijn nog geen ‘repositories’ beschikbaar die duidelijk aangeven wie hun doelgroep is en wat hun bereik is. Zodat nog steeds mond-tot-mondreclame of één-op-één-marketing nodig is om aan de geboden diensten ruchtbaarheid te geven. Dit is overigens geen probleem als de doelgroep wordt gevormd door bekenden van de aanbieder.
Veiligheid
Naast deze vraagstukken, die gelden voor de gebruikerszijde, zijn vooral de vragen die de interne organisatie zichzelf moet stellen cruciaal: hoe kan ik ervoor zorgen dat ik mijn dienst op een veilige, betrouwbare en bedrijfszekere manier aanbied? Delen van dit vraagstuk zijn reeds opgelost tijdens het opzetten van de intranetten, nieuw zijn zaken als authenticeren van gebruikers, autoriseren tot in de backoffice-applicatie en uiteindelijk de versleuteling van de in- en uitgaande verzoeken.
Diverse leveranciers brengen al oplossingen op de markt die dit gat kunnen dichten . Dit als een direct gevolg van het opstellen van ‘webservices security’-specificaties door het World Wide Web-consortium. Eén kanttekening: deze specificaties zijn nog niet geaccepteerd, maar de diverse leveranciers speculeren erop dat die acceptatie er wel komt. De kans daarop is ook zeer reëel, mede gezien het feit dat de leveranciers van de oplossingen allemaal actief meewerken aan het samenstellen van de specificaties.
Na veel vijven en zessen is het eindresultaat een ‘simpele’ webdienst. Dit is wellicht een technisch doel, maar vanuit een breder perspectief is dit onvoldoende. Het doel van ‘webservices’ is kostenbesparing door verdere automatisering en integratie van processen, gebruik makend van eigen webdiensten en die van derden door het kiezen van de beste en meest kosteffectieve diensten. Er is dus een duidelijke behoefte aan het bundelen van diverse webdiensten tot een volledig bedrijfsproces.
Begin dit jaar zijn de eerste stappen gezet om hieraan invulling te geven, door het oprichten van een werkgroep (‘Web Services Choreography Working Group’). Deze werkgroep houdt zich bezig met het opstellen van specificaties om diensten samen te stellen uit andere webdiensten, workflows te definiëren en bedrijven te koppelen door de integratie van bestaande ‘webservices’ in een sluitend proces. Het probleemgebied is gelukkig onderkend en er wordt hard aan gewerkt om het op te lossen. Het is vandaag al mogelijk om webdiensten aan elkaar te knopen met standaardoplossingen, waarbij men zich moet realiseren dat dit hoogstwaarschijnlijk niet zal gaan volgens de nog op te leveren specificaties.
Redelijk volwassen
Eén ding is duidelijk: webdiensten zijn het afgelopen jaar een heel eind gekomen. Van een sterk op marketing drijvende, relatief lege huls tot een redelijk volwassen toepassing. Een jaar geleden was het vooral simpele techniek, terwijl vandaag standaarden (vergaand) zijn ontwikkeld om de beveiliging af te dekken en complexe processen te definiëren door individuele webdiensten te assembleren. Daarnaast wordt hard gewerkt aan het plaatsen van het totale webdienstenprincipe binnen een architectuur, zodat niet langer losse technieken, maar een volledig raamwerk beschikbaar is.
Tal van leveranciers hebben, mede gestimuleerd door marketing en de vraag vanuit de markt, sterk geïnvesteerd in oplossingen die eenvoudig een volledige webdienstomgeving kunnen optuigen. Waarbij zowel de ontsluiting van de backoffice, het samenstellen van processen uit individuele ‘webservices’ als de complete beveiliging van de omgeving wordt gerealiseerd. Het enige gat dat overblijft, is het advertentiemedium met voldoende bereik, waar de geboden diensten wereldkundig gemaakt kunnen worden. Webdiensten zijn er dus nog niet helemáál, maar de reuzensprongen van het afgelopen jaar zorgen ervoor dat tegen geringe kosten met een minimaal risico begonnen kan worden met het toepassen van ‘webservices’. Massale toepassing zorgt voor de invulling van het laatst overgebleven grote gat. Als er voldoende vraag is naar een marketingmedium, zal dat immers vanzelf ontstaan.< BR>
Marcel Noordzij, Software AG Nederland