Het Amerikaanse leger heeft samen met Unisys het systeem In-Transit Visibility (ITV) ontwikkeld, waarmee met behulp van radio frequency identification (rfid) goederenstromen gevolgd kunnen worden. Brigadier Generaal Charles W. Fletcher, bij de inval in Irak verantwoordelijk voor de gehele logistieke operatie, was onlangs in Nederland om te vertellen over zijn ervaringen met rfid.
Operatie Iraqi Freedom is voor het Amerikaanse leger een omvangrijke logistieke operatie. Brandstof, ammunitie, kleding en onderdelen moeten op het juiste moment op verschillende plaatsen in Irak worden afgeleverd. Ongeveer 10.000 voertuigen moeten door het Irakese woestijnzand hun weg vinden naar Kirkuk, Samarra, Baghdad, Tikrit en vele andere bestemmingen. Om dit alles te coördineren, gebruikt het Amerikaanse leger de rfid, radio frequency identification. Brigadier Generaal Fletcher was betrokken bij de opbouw van het rfid-netwerk.
Hoe ziet dat rfid-netwerk in Irak eruit?
"Over twee wegen reden de voertuigen vanuit Koeweit tussen de mijnenvelden door Irak binnen. Tussen elk voertuig zat twee seconden en het stopte nooit. De rfid-reader die wij aan de kant van de weg hadden opgesteld, vertelde ons precies welke voertuigen Irak binnen reden. Elk voertuig en elke container had een rfid-tag, dus we konden precies zien wat er langs ging. En op elk kruispunt in Irak stond een mobiele rfid-reader. Deze readers werden gekoppeld aan een Inmarsat satelliet en de gegevens werden via de satelliet verzonden naar een rfid-database. Op zich was dat natuurlijk prachtig. Ik zat in mijn tent in Koeweit, ik had geen stromend water, ik had geen toilet, ik had geen warm eten, maar ik kon elk voertuig zien dat Irak binnen reed."
Had deze oorlog gevoerd kunnen worden zonder rfid?
"Wij geven binnen het Amerikaanse leger elk jaar honderd miljoen dollar uit aan rfid-technologie. Het is dus big business voor ons. Wij zouden ook niet meer zonder kunnen. We willen rfid volledig integreren in onze processen. Tijdens de koude oorlog was de logistiek nog niet zo ingewikkeld. Alles speelde zich af in Europa. Tegenwoordig moeten we veel efficiënter opereren, omdat we op allerlei verschillende plekken tegelijk moeten zijn. We waren gewend om grote voorraden aan te houden in onze supply-chain. Overal werden extra voorraden aangelegd om risico's van verkeerde bevoorrading te beperken, maar tegen het einde van de koude oorlog ging ons budget drastisch omlaag. We moesten toen efficiëntere manieren vinden om de supply-chain te verlichten. Dan moet je exact weten waar de goederen zich bevinden. Daarom zijn we met rfid begonnen."
Stelt een oorlog andere eisen aan rfid of is het vergelijkbaar met een zakelijke omgeving?
"Tijdens operatie Iraqi Freedom hebben we een rfid-tag gebruikt met een grote capaciteit, omdat we niet de infrastructuur op het slagveld hebben om de data over te brengen naar een centrale database. We besloten alle data op die rfid-tags te zetten. Ik denk niet dat dit een businessmodel is dat in een zakelijke omgeving gebruikt zal worden. Waarom zou je zulke data op een tag zetten, wanneer je een robuust netwerk hebt en data kunt onderbrengen in een database?"
Wordt dit rfid-businessmodel de standaard voor het Amerikaanse leger?
"Het erp-model, met één datawarehouse, zou op zich ook een interessant model kunnen zijn, maar we beschikken momenteel over een sterk gedecentraliseerd systeem. Het liefst zouden we daarom de data blijven houden op het niveau waar het vandaag de dag is. Dat heeft voor ons de toekomst, als de technologie ons daartoe in staat stelt natuurlijk. We zijn daarom ook van plan meer actieve rfid-tags te gaan gebruiken, met een grotere capaciteit, in plaats van passieve tags. Het enige probleem dat je dan moet overwinnen, is het batterijprobleem. Want als de batterij van de tag leeg is, dan ligt je 'corporate' database plat. Ook moet je je afvragen wanneer je wel en niet data gaat repliceren en op welke manier dat het meest kosteneffectief kan gebeuren."
In Irak is het heet en stoffig. Geeft dat geen problemen voor het gebruik van rfid?
"Het ging in eerste instantie goed, maar daarna liep het mis. Onze rfid-readers bleken niet robuust genoeg om onder zulke omstandigheden te functioneren. Het was niet alleen heet en stoffig. De readers installeerden we bij kruispunten van wegen, om de tags uit te lezen van voertuigen en containers, maar op die punten werden we steeds aangevallen. We moesten de readers dus steeds afbreken en weer opzetten. Uiteindelijk gingen dertien rfid-readers stuk en het lukte niet om ze te repareren. Een tijd lang konden we deze readers in het veld dus niet gebruiken om logistieke data te verzamelen en de logistieke operatie aan te sturen. Bij veel containers met onderdelen, ammunitie, voedsel, water, brandstof en kleding die we in die periode verscheepten, was vervolgens niet duidelijk of het op de plaats van bestemming was aangekomen." "We hadden ook een probleem in de software. We konden bijvoorbeeld niet bepalen waar de rfid-readers zich bevonden en het lukte ook niet om de data naar het systeem over te hevelen. Het was Murphy's Law. Alles wat fout kon gaan, ging fout!"
Hoeveel heeft het rfid-probleempje het Amerikaanse leger gekost?
"Ongeveer 1,2 miljard dollar."
Heeft u het probleem kunnen oplossen?
"Ons leger in Duitsland had wel het belang onderkend van rfid en daar ook investeringen in gedaan, maar in Washington deelde de legertop die visie niet. We hebben van tevoren een technologie geïntegreerd om mobiel de rfid-tags te kunnen uitlezen. Alleen hebben we het niet via de normale cyclus van productontwikkeling van het Amerikaanse leger laten lopen. We hebben tijdens die operatie dus een systeem in het veld gebruikt dat onvoldoende getest was en daar hebben we de prijs voor moeten betalen. Toen het mis ging, ben ik vanuit Irak teruggehaald naar Washington om de logistieke technologie van het leger te managen en het probleem alsnog op te lossen. We hebben toen rfid-readers gebouwd die robuuster waren en ze op de juiste plekken geïnstalleerd. Ik wil niet zeggen dat het nu probleemloos is, maar het is wel flink verbeterd."
Wat heeft u geleerd van de omvangrijke logistieke operatie in Irak over het gebruik van rfid?
"Dat we altijd barcodes zullen blijven gebruiken. De kosten van een barcode zijn minder dan een cent. Rfid kost ons tussen de 5 en 10 dollar per stuk en dat blijft voor sommige items gewoon te duur. Alle containers en alle pallets hebben een rfid-tag. Alle gevoelige en kostbare items ook, zoals een radio, of een wapensysteem. Waar we het niet voor gebruiken, is bijvoorbeeld op het niveau van kleding. Dat zou te kostbaar zijn."
De burn-rate van rfid-tags tijdens operatie Iraqi Freedom zou erg hoog zijn, maar rfid-tags kun je toch hergebruiken?
"Dat was ook een van onze problemen. In ons accountingsysteem werd een rfid-tag gezien als een wegwerpartikel. De tags waren dus niet als goederen op de balans opgenomen. Dat doen we inmiddels wel. Het heeft ons tijd gekost om deze nieuwe technologie volledig te integreren in onze processen. Nu is de rfid-tag een integraal onderdeel van het logistieke proces, zoals een pallet of een container. Er zijn inmiddels ook mensen in het veld die zich daar mee bezig houden, wat eerder niet gebeurde."
In theorie zou een rfid-tag op een tank zelf om ammunitie en brandstof kunnen vragen. Verandert het gebruik van rfid de manier waarop in de toekomst oorlog wordt gevoerd?
"Ja. In de toekomst weten we precies hoeveel ammunitie er in een specifieke tank nog aanwezig is. Van ieder voertuig zal exact bekend zijn waar het zich bevindt, wat de status ervan is, hoeveel brandstof er nog is, wat de onderhoudsstatus is. Alleen zal niet elk voertuig het waard zijn om ver doorgevoerd te investeren in rfid. We moeten daar dus de juiste economische afwegingen in maken. Een tank is het waard om alles van te weten. Voor een Hummer is dat minder belangrijk."
Verandert oorlogvoering daarmee van een top-down in een bottom-up operatie?
"Tot op zekere hoogte, maar een oorlogssituatie blijft wel een unieke omgeving en in onze militaire organisatie zal het nooit helemaal zover komen. Wij zijn anders dan de commerciële wereld. Wij zijn een typische top-down organisatie. Een commandant op het slagveld moet zelf de beslissing kunnen nemen waar voorraden naartoe gaan. Iemand kan het nodig hebben, maar misschien wil een commandant het niet geven, om wat voor reden dan ook. Of misschien pas op een later tijdstip."