Rechter James Timony heeft het antitrustproces van de Amerikaanse Federal Trade Commission (FTC) tegen chipproducent Intel twee weken uitgesteld. Deze rechtszaak begint door trage levering van documenten door de chipproducent niet op 23 februari, maar pas op 9 maart.
Bovendien hebben beide partijen een verzoek om uitstel ingediend zodat zij meer tijd hebben om hun pleidooi voor te bereiden. De FTC meldde in juni vorig jaar al Intel aan te zullen klagen. De overheidsinstantie stelt dat het bedrijf een monopoliepositie heeft en anti-concurrerende praktijken hanteert. Zo zou de processorproducent Compaq, Digital Equipment (DEC) – voordat die werd overgenomen door Compaq – en Intergraph hebben afgesneden van vroege dan wel tijdige toegang tot technische informatie. Dat vond volgens de FTC plaats toen die bedrijven Intel aanklaagden voor inbreuk op hun patenten.
Impact
De aanklacht tegen Intel richt zich op enkele specifieke punten en is daardoor overzichtelijker dan de zaak tegen Microsoft. Aangezien het hier duidelijk om Intels kernproduct gaat, kan een eventuele overwinning van de overheid een grotere impact op de IT-industrie hebben dan de uitkomst van het Microsoft-proces. Daarin komen een aantal zaken aan bod, waaronder de browserintegratie. De twee zaken zijn echter wel met elkaar verbonden, ondermeer doordat de aanklagers de getuigenis van een Intel-directeur in de Microsoft-zaak willen gebruiken om de procesvoering tegen de chipproducent te versterken.
Intel argumenteert dat het gerechtigd is extra technische hulp te onthouden aan bedrijven waarmee het juridisch in de clinch ligt. Verder beweert het bedrijf, net zoals Microsoft, dat het zich niet schuldig heeft gemaakt aan anti-concurrerende praktijken. En indien dat toch zo zou zijn, dat het geen illegale handelingen betreft, maar simpelweg het beschermen van het eigen intellectuele eigendom. JB