Van opdrachtgever via architect, ingenieursbureau, aannemer, onderaannemer en toeleverancier naar de uiteindelijke gebruiker is een verbrokkelde keten, waarin iedereen zijn eigen belang nastreeft. Gevolg is een in die keten lage automatiseringsgraad. De participanten hebben hun eigen administratieve systemen wel op orde, maar van ketenintegratie is nauwelijks sprake. De bouw is daardoor onnodig duur en traag.
Herman Walta, adviseur management van bouwprocessen, formuleert het als volgt: “De ict-integratiegraad van een industrie is sterk afhankelijk van de werkzame concurrentie. Kijk naar de auto-industrie, waar de ketenintegratie uitstekend is geregeld. OEM’ers, toeleveranciers en leveranciers van componenten werken via goed geregelde en op open standaarden gebaseerde technische en logistieke data geïntegreerd met elkaar samen. Het is bittere noodzaak om de mondiale concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Kijk ook naar logistieke ketens, die een mondiaal karakter hebben gekregen. Wanneer er vandaag een importstop is voor textiel uit China, is de goederenstroom morgen naar Turkije verlegd. Gevolg is de noodzaak tot real time verlegging van het beheer van die stroom. Conventionele erp-systemen zijn daar te star voor.
Multi-agentsMulti-agenttechnologie is de oplossing. De techniek is moeilijk, maar gezien het economische belang voor de gebruikers wordt hard aan de ontwikkeling van multi-agentsystemen gewerkt”. De bouw heeft niet te maken met een dergelijke internati
“In de bouw is dataoverdracht slecht geregeld. Die regeling is technisch ingewikkeld. De fysieke ketens op zich zijn variabel, de organisaties in de keten werken met voortdurend wisselende partners. De bouw heeft wel belang bij ketenintegratie”, gaat Walta verder. “Maar iedereen vecht er nog voor zijn eigen straatje. Projectbureau, architect, ingenieursbureau, aannemer, uitvoerder en toeleverancier stellen hun eigen onderneming en hun eigen winst centraal. Het grote probleem is dat de kosten en de baten van een investering in integratie bij verschillende partijen terechtkomen. In zo´n situatie kan alleen een dominante partij de benodigde investeringen afdwingen. De enige partij in de bouw die zo´n positie heeft is de overheid. Maar de overheid beperkt zijn bemoeienis met de bouw, zij heeft gekozen voor de rol van klant.
De gevolgen van het ontbreken van een integrale ketenautomatisering zijn ingrijpend. Bouwwerken zijn te duur, doorlooptijden te lang. In plaats van een doorlopend informatiesysteem met dataoverdracht in diverse richtingen en terugkoppelingen naar voorgaande processen bestaat samenwerking veel meer uit ad hoc afspraken.
Ambachtelijk
Hierdoor is de gebruikte ontwerptechnologie nog sterk ambachtelijk. Gevolg daarvan is weer dat de architect niet precies ontwerpt wat de opdrachtgever voor ogen heeft, dat het ingenieursbureau wordt gedwongen in het keurslijf van de architect en dat de aannemer en alles wat daarna volgt wordt geconfronteerd met onvolkomen bouw- en productspecificaties. Iedere technische en logistieke keten heeft behoefte aan flexibiliteit, maar die moet beheerst kunnen worden. Basis voor deze beheersing is een gestructureerd ontwerpproces. In de bouw is die beheersbaarheid laag. Het wreekt zich niet alleen in prijs en doorlooptijd. Ook de standaardisatiegraad van componenten die in de bouw worden toegepast is laag.
Prachtige prentNatuurlijk is simulatie mogelijk. Een architect kan best een prachtige prent van zijn ontwerp in 3D manipuleren, zijn ontwerpen in omgevingen plaatsen enzovoort. Een ingenieursbureau dat het technisch ontwerp met elementenberekeningen vorm
Walta heeft de ketenintegratie en uitwisseling van productdata onderzocht. Voor hem is Product Data Integratie (PDI) het kernbegrip om inzichtelijk te maken waar de schoen wringt. Daartoe begint zijn analyse met het opdelen van het bouwproces in te integreren deelprocessen voor respectievelijk besturen, ontwerp/uitvoering, en projectdatabeheer. Het proces ontwerp/uitvoering staat centraal. Integratie van dit proces is te onderscheiden in verschillende richtingen: de lengte, de breedte, de diepte en de hoogte.
Integratie in de lengte begint met het definiëren en loopt via ontwikkelen en realiseren door naar operationeel maken. Het vereist overdracht van productdata tussen de opvolgende fasen van het bouwproces. In de praktijk moet dat proces het hoegenaamd zonder data-integratie doen.
Binnen een fase vindt een integratie in de breedte plaats. Het gaat om de integratie van het bouwkundig subsysteem, het constructief subsysteem en de installatiesystemen. In dit horizontale proces is uitwisseling van technische data kritisch omdat bijvoorbeeld aanpassingen in het bouwkundige systeem constructieve gevolgen hebben. Integratie in de breedte is er voor de garantie van een consistent ontwerp en uitvoeringsproces. Integratie in de lengte is nodig om te garanderen dat een ontwerptechnologie, passend bij de complexiteit van het ontwerp kan worden ingezet.
De derde as waarlangs Walta kijkt is dataoverdracht in de diepte, vanaf het technisch ontwerp van het bouwwerk naar de aannemer(s) en van daaruit naar productspecificaties, die weer de basis vormen voor inkoopspecificaties. Die inkoopspecificaties worden via de markt weer beantwoord door leverancierspecificaties. De tweede poot voor dataoverdracht in de diepte vormen de maakspecificaties met werktekeningen en werkstofspecificaties. Op dit gebied zijn er ontwikkelingen die bekend staan onder de noemer objectbibliotheken. Een bibliotheek is te zien als een standaard voor de betrokken industrie. De gegevens van deze objectbibliotheken zijn vooral commercieel georiënteerd, gericht op leverings- en prijsprestaties. Technische omschrijvingen van product of materiaal, interessant voor ontwerpers, ontbreken vaak.
Proces van imploderen
Tot slot kijkt Walta ook naar de as in de hoogte, naar de verdichting van operationele informatie tot managementinformatie. In dit ‘proces van imploderen’ behoren de data losgekoppeld te worden van de inhoud, maar dan wel zo, dat het management door explosie weer een actueel inzicht in de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het project kan opvragen. Verticale informatie is om het proces integraal te sturen.
Walta heeft voor elk van de vier richtingen gedetailleerde taxaties gemaakt van de mate van data-integratie. Hij heeft daarvoor de volgende beoordelingscriteria gehanteerd: de aanwezigheid van een formele context, gebruik van afsprakenstelsels, tijdigheid van databeschikbaarheid, verwerkingsgereed zijn van data, en de actualiteit van het bouwwerkmodel. In een kwadrant met de vier soorten integraties komt hij voor de managementinformatie niet hoger dan tien procent. Bij de data-integratie in de breedte, tussen het bouwkundig systeem, het constructief systeem en de installatiesystemen blijft de wijzer bij circa twintig procent staan. Bij de integratie in de lengte, langs de gehele as vanaf de bouwwerkdefinitie tot en met het operationeel maken van het bouwwerk komt hij tot een integratiegraad van veertig procent. In de uitvoeringsfase met als uitgangspunt het definitieve ontwerp tot en met de inkoop, levering van componenten en materialen en uitvoering bedraagt de data integratiegraad ongeveer 55 procent.
De verklarende factor van het gebrek aan data-integratie is dat het management in de bouw als collectief de afgelopen decennia en nu nog steeds, te weinig beseft waar met ict voordelen voor alle partijen zijn te behalen. Waar de logistieke en technische automatisering al decennia onderwerp van ontwikkeling is en waar inmiddels hoge integratiegraden zijn bereikt, is die in de bouw nog nauwelijks verder dan die van partieel geautomatiseerde administratieve systemen.
Buitenlandse concurrentie
Door gebrek aan belangstelling bij het management, en de belemmeringen voor ketenintegratie, is de bouw voor de automatiseringsbranche ook geen aantrekkelijke partner. De bouw moet zich wel bedenken dat zij door de gebrekkige automatisering weinig effectief werkt en zich daardoor in een kwetsbare positie heeft gemanoeuvreerd. Voor buitenlandse concurrenten, die technisch en logistiek verder zijn met integratie en daardoor sneller en goedkoper kunnen bouwen, worden Nederlandse ondernemingen een makkelijke overname- of uit te schakelen prooi.
Het inlopen van de achterstand vergt een lange adem, te weten circa 20 jaar. Voor de oplossing is allereerst wilsovereenkomst nodig tussen de grote architectenbureaus, ontwerpbureaus, aannemers, uitvoerders en leveranciers, maar ook met systeemleveranciers en overheden. Basis voor verbetering is een gemeenschappelijke visie op het toekomstige bouwproces. Die dient niet alleen de economische verwachtingen te verwoorden, maar ook naar de gebruikersmarkt toe aan te geven waarop zij mag rekenen. .
Automatiseringstechnisch lijkt voor een integrale automatisering de benadering van top down de aangewezen weg. Hierbij dient de ontwerptechnologie centraal te staan. Een van de ontwikkelingslijnen daarbij is de opzet van objectbibliotheken. De objectbibliotheek zal een beschrijving van alle onderdelen van een bouwwerk naar kenmerken volgens een afsprakenstelsel moeten omvatten. Elke gebruiker zal daar de kenmerken moeten kunnen vinden die voor hem van belang zijn. n