Computers zijn al een tijdje alomtegenwoordig. Mobiele telefoons hebben de kracht van werkstations van een paar jaar terug. Iedereen kan ict’er worden. Dit alles is te danken aan de transistor, die zestig jaar terug is uitgevonden.
Een leven zonder computers is nauwelijks voor te stellen. Veel mensen denken wel zonder computers te kunnen, maar bedoelen dan vooral hun eigen thuis-pc. Ze beseffen niet hoe doordrenkt de moderne Westerse maatschappij is van ict. Openbaar vervoer, filemeldingen, benzinepompen, pinbetalingen, handel, logistiek, alles hangt af van computers met hun chips en de transistoren daarin. Een kleine storing kan grote gevolgen hebben.
Dus is er behoefte aan veel ict’ers, die er gelukkig ook wel zijn. Dit is weer te danken aan diezelfde alomtegenwoordigheid van computers: iedereen kan ermee spelen en al doende leren. Om dan na een opleiding of een omscholingscursus ict’er te worden. Natuurlijk is er nog altijd kwaliteitsverschil tussen de ene en andere ict’er, maar de mogelijkheid staat open.
Hogepriesters
Dat was vroeger wel anders: ict was een afgeschermd specialisme, bevolkt door schaarse en moeilijk benaderbare mensen. De zogeheten kaste der hogepriesters; mannen in witte jassen die het altaar van hun onbegrijpelijke mainframes bewaakten. Een verzoek tot berekening van iets kon ingediend worden, en werd dan in de stapel ’te behandelen’ gelegd. Het resultaat kwam na verloop van tijd tot de aanvrager, die dan in geval van een volgende vraag (of wijziging van de invoergegevens) vervolgens een nieuw verzoek mocht doen.
Dit elitaire is echter iets van het verleden. De uitvinding van de transistor op 16 december 1947 in het laboratorium van telecombedrijf Bell legde de kiem voor een revolutie. De hogepriesters hebben nog tot in de jaren tachtig hun macht gebotvierd en zelfs veel nut gehad van de transistor. Maar de verandering sloop binnen. De transistor maakte namelijk kleinere computers mogelijk dan die met de omvangrijke batterijen vacuümbuizen – een uitvinding uit 1906. Bovendien waren ’transistorcomputers’ ook nog eens krachtiger, en uiteindelijk ook betaalbaar. Vervolgens zelfs alsmaar goedkoper.
Daarmee zijn computers in het bereik van iedereen gekomen, en pasten ze ook in ieders (werk)kamer. De revolutie van de pc (en daarvóór de micro- of homecomputer) was dan ook dat ict breed toegankelijk werd. Bedrijfsafdelingen kochten een eigen Commodore 64 met boekhoudprogrammaatje, of een Apple II met killer app de spreadsheet, of later nog een echte IBM-pc met printer. Zodat zakenlieden minder verzoeken bij de hogepriesters konden indienen en herberekeningen veel sneller zelf konden doen.
Verder kon iedereen ook thuis met computers aan de slag. Aanvankelijk waren dit de techneuten, veelal de hogepriesters. Want de eerste ‘persoonlijke computers’ waren bouwpakketten zoals de Altair en kwamen zonder extraatjes als programma’s, programmeertalen, compilers of besturingssystemen. Later zijn die luxe franjes één voor één standaard toegevoegd en konden meer en meer mensen computers gebruiken.
Leisure Suit Larry
Waar IBM, Microsoft en Intel zich er graag op laten voorstaan dat zij de digitale revolutie hebben ontketend, is het toch vooral de transistor die dit heeft gedaan. Natuurlijk, deze bedrijven hebben wel veel bijgedragen, net als bijvoorbeeld Apple (met de Apple II), Commodore (C64), Lotus (1-2-3), WordPerfect (WP), Corel (Draw) en natuurlijk Sierra (Leisure Suit Larry).