Microsoft schermt in de Europese antitrustzaak met zijn Amerikaanse overwinning. In de Verenigde Staten heeft het Hoger Beroepshof de schikking met Justitie goedgekeurd. In Europa is de strafmaatregel van de Europese Commissie voorlopig opgeschort.
|
De softwareproducent heeft het verzoek tot uitstel ingediend op de laatste dag vóór het verlopen van de EC-termijn van negentig dagen voor de Media Player-ontbundeling. Daarnaast moest Microsoft binnen 120 dagen code en api’s openbaren voor communicatie met Windows. Concurrenten moeten met die openbaringen hun producten, vooral serverbesturingssystemen en -software, beter kunnen afstemmen op het marktdominante pc-besturingssysteem.
Vredespact
Een van die concurrenten, voormalig aartsrivaal Sun Microsystems, sloot april dit jaar zelf een breed vredespact met Microsoft. Die overeenkomst omvat onder meer de uitwisseling van technologie en protocollen. Een officiële klacht van Sun leidde tot het antitrustonderzoek van de EC. Microsoft houdt de EC nu de samenwerking met Sun voor als bewijs van zijn veranderde gedrag.
Daarnaast schermt het concern met het feit dat zijn schikking met het Amerikaanse ministerie van Justitie is goedgekeurd door het Hoger Beroepshof van de VS. Volgens sommige partijen, waaronder de staat Massachusetts, is die schikking te mild. De zes rechters van het Hoger Beroepshof denken daar anders over en ratificeren het in november 2002 bereikte compromis.
Algemeen jurist Brad Smith van Microsoft is verheugd. “De kern van deze zaak was de vraag of we verplicht zouden moeten worden om softwarecode uit onze producten te verwijderen of meerdere uitvoeringen van die producten zouden moeten leveren, waarvan sommige dan zonder bepaalde functionaliteit.” De EC-zaak draait om dezelfde vraag, zij het met betrekking tot andere meegeleverde producten.
“De unanieme beslissing van het hof geeft duidelijk aan dat het verwijderen van code een enorme stap terug zou zijn voor zowel de consument als de ict-industrie.” Hij stelt bovendien dat het verwijderen van de Media Player uit Windows technologisch gezien ‘uitdagend’ is. “Onze ingenieurs werken hard aan deze kwesties, maar we hebben meer details van de EC nodig over welke bestanden en code we specifiek moeten verwijderen.”
Staten schikken
Terwijl de Europese antitrustkwestie begint aan het hoger beroep, ontdoet Microsoft zich van de nasleep van de Amerikaanse overheidszaak. Begin juli dit jaar trof het schikkingen met de Amerikaanse staten Massachusetts en Noord-Dakota. Dat zijn de overgebleven Mohikanen uit de antitrustzaak van het ministerie van Justitie en negentien staten.
De schikking met Massachusetts komt uit op 34 miljoen dollar, en die met Noord-Dakota op negen miljoen. Microsoft keert dit uit in tegoedbonnen voor hardware en software. Die ict-middelen mogen van elke leverancier zijn. Hetzelfde gebeurt met de schikking voor negen miljoen met de staat Vermont. Opvallend is de recente schikking met de staat Minnesota ter waarde van 241 miljoen dollar. Die levert consumenten in die staat contanten op.
Andere fronten
Ondertussen ligt de softwarereus op andere fronten onder vuur. Midden juni deed de overheid van Zuid-Korea een inval bij lokale Microsoft-kantoren. De regering onderzoekt eventueel antitrustgedrag, waarbij het in dit geval gaat om het met Windows meeleveren en integreren van clientsoftware voor direct berichtenverkeer (instant messaging).
Verder is er een conflict in Japan, waar Microsoft in beroep gaat tegen een formele waarschuwing van de Fair Trade Commission vanwege contracten met hardwarefabrikanten. Het gaat om een clausule die hardwareproducenten het recht ontneemt Microsoft aan te klagen als zij in Windows functionaliteit zien die soortgelijk is aan eventuele eigen technologie.
Dit is volgens de Amerikaanse softwareproducent een middel om zich te beschermen tegen eventuele aanklachten betreffende patenten en andere vormen van intellectueel eigendom. De Japanse Handelscommissie ziet hierin een methode waarmee de softwarereus zich intellectueel eigendom van anderen straffeloos kan toe-eigenen. Dit zou andere bedrijven ontmoedigen eigen technologie te ontwikkelen, zo redeneert de commissie.< BR>