Door de toenemende aantrekkingskracht van het bedrijfsleven kampen technische universiteiten met een tekort aan assistenten in opleiding (aio) en medewerkers. Deze ontwikkelingen bedreigen het wetenschappelijk Informatica-onderzoek. Dit zegt professor Peter Apers, decaan aan de faculteit Informatica van de TU Twente.
De Technische universiteiten in Nederland kampen met grote problemen om afgestudeerden te vinden die willen promoveren. De meeste technici bezwijken na het behalen van hun bul voor de verlokkingen van het bedrijfsleven. Volgens Apers geldt dit voor veel disciplines, maar is het het meest zichtbaar op de Informatica-faculteiten. "De zuigkracht van de automatiseringsbedrijven is enorm. Dit trekt veel afgestudeerden aan: een makkelijke baan met veel geld." De universiteiten hebben inmiddels de salarissen van de jonge onderzoekers verhoogd, maar het bedrag valt in het niet bij de inkomsten van automatiseerders in het bedrijfsleven.
Nederland neemt op het gebied van wetenschappelijk informatica-onderzoek nu nog een goede positie in, zo blijkt uit rapporten van visitatiecommissies. De ontwikkelingen binnen de universiteiten bedreigen deze positie. Woordvoerder Cees van Keulen van de TU Eindhoven bevestigt de problematiek en vertelt dat zijn universiteit veel buitenlanders aantrekt om de lege promotieplaatsen in te vullen. Dit gebeurt ook in Enschede.
Het bedrijfsleven werft niet alleen studenten en pas-afgestudeerden, maar ook universitair medewerkers. Doordat veel personeelsleden de overstap naar automatiseringsbedrijven maken, is de druk volgens Apers voor de achtergebleven medewerkers groot. "Het aantal studenten neemt toe en we houden niet veel medewerkers over."
Hij hoopt dat de toename van de studentenaanmeldingen over een jaar of vijf een groei van het aantal aio’s zal opleveren. Ook het bedrijfsleven moet bijdragen om het universitair onderzoek op peil te houden. "De ondernemingen moeten zich realiseren dat het ook in hun belang is als universiteiten over voldoende mensen beschikken. we zijn geen concurrenten van elkaar." Apers pleit voor een constructie waarbij bedrijven een aantal werknemers een deel van hun tijd laten besteden aan universitair onderzoek.