Het wil de laatste tijd maar niet boteren tussen Amerika en Europa. Over en weer worden handelsoorlogen in het vooruitzicht gesteld. Naast ruzie over terrorisme-bestrijding (Iran, Libië), voormalige Amerikaanse eigendommen (Cuba) is daar een controverse over het kraken van computers (Straatsburg) bijgekomen.
Naar nu bekend is geworden, heeft de CIA rondgesnuffeld in de computers van de Europese Unie. De Amerikanen achten dit van groot belang in het kader van de onderhandelingen over de wereldwijde handel. En waarschijnlijk zal er vast wel een Amerikaanse volksvertegenwoordiger te vinden zijn die deze actie goedpraat met een beroep op het nationaal belang van de VS.
De Europese onderhandelaars werden achterdochtig toen de Amerikanen tijdens de gesprekken binnen de Wereld Handelsorganisatie wel erg goed op de hoogte waren van een aantal als vertrouwelijk bestempelde zaken.
De computersystemen in kwestie werden – dat is niet verrassend – geleverd door twee Amerikaanse leveranciers. Informatietechnologie is een strategisch goed, zo vertelden deze nog bij het ondertekenen van de contracten. Wat dat betekent, is in Brussel en Straatsburg inmiddels genoegzaam bekend.
Als gevolg van deze affaire is het wantrouwen tegen de Amerikaanse dominantie in de automatisering weer gevoed. Temeer daar het ethisch besef – niet in andermans zaken rondneuzen – hier geen rol van betekenis had.
Opmerkelijk hoe dit in wezen technische probleem – hoe beveilig je gegevens fatsoenlijk? – inmiddels een politieke dimensie heeft gekregen.
Immers, naar verluidt heeft de Europese Unie zich niet tot Amerikaanse beveiligingsexperts willen wenden om het probleem aan te pakken. Daar zijn de Britten voor aangezocht. Zij mogen nu inventariseren welke gegevens er aan de andere kant van de Atlantische Oceaan terecht zijn gekomen en wat er gedaan moet worden om diefstal van vertrouwelijke gegevens door handels-‘partners’ te voorkomen.