De definitieve ondergang van het Veluwse softwarebedrijf Baan is gisteren een stap dichterbij gekomen. Aan het begin van de middag bereikte de koers op de Amsterdamse beurs een nieuw dieptepunt van 1,91 euro, om uiteindelijk te eindigen op iets boven de twee euro.
Reden voor de verdere koersval was de mededeling dat de directie niets kon zeggen over de versterking van het eigen vermogen. Die is noodzakelijk om niet op het ‘strafbankje’ van de beurs te belanden.
Het bedrijf is nu meer dan ooit overgeleverd aan de Amerikaanse zakenbank Bear Stears, die begin dit jaar als redder in de nood opdook met de belofte om in anderhalf jaar 150 miljoen dollar in het bedrijf te stoppen. Maar, liet de bank weten, als de koers onder een bepaalde waarde zakt (3,30 euro, neemt iedereen aan), dan kunnen we op elk moment ongestraft de geldkraan dichtdraaien.
Dat moment lijkt steeds dichterbij te komen, want het wil maar niet beter gaan. Een kleine maand geleden maakte Baan een kwartaalverlies van 170 miljoen gulden bekend. Het lukt nauwelijks meer om nieuwe klanten te trekken. Niet omdat Baan geen goede spullen levert, maar omdat softwarekopers vrezen dat het concern straks niet meer bestaat en ze maar moeten afwachten wie en tegen welke kosten bij softwareproblemen komt helpen. Het Amerikaanse ’taxatiebedrijf’ Moody’s zette vervolgens het bedrijf in één keer drie rangen terug op de rating B-3, een teken dat deze firma er geen brood meer in ziet. De (overigens met weinig succes) bewandelde weg om via onderhandse emissies geld binnen te halen, is daarmee ook zo goed als afgesloten.
Het wachten is nu wat Bear Stears gaat doen. De laagste koers van gisteren, 1,91 euro, is in elk geval nog maar ruim de helft van het bedrag dat de bank als minimum voor zijn kapitaalinjectie hanteert.