‘Wake Up! Het kan weer, het mag weer!’, schreeuwt de te opgewekte presentator van ’s rijks grootste tombola als de digitale wekkerradio om half zeven wederom een nieuwe dag inluidt.
De directeur van een middelklein systeemhuis voelde mij tijdens mijn eerste sollicitatiegesprek, ruim zes jaar geleden, stevig aan de tand: ‘had ik wel voldoende lol in mijn leven’? Deze vraag gonst door mijn hoofd als ik nog nadromend onder de warme douche stap. Ik heb nooit voor een programmamaker of ‘facility’-verlener willen werken, maar werd dat nu toch niet eens tijd?
Een snoepreisje naar de zonovergoten zandstranden van de Bahamas zit er bij mijn huidige werkgever echt niet in; een glimmende Mercedes of BMW is bij ons slechts voor dikke mannen met sigaren weggelegd. Nee, in een bedrijf waar automatisering niet de kernactiviteit is, moet er achter de schermen keihard gewerkt worden zodat de mensen die mijn boterham verdienen ongestoord hun werk kunnen doen.
Na snel twee multi-totaal tabletten en een beker drinkontbijt te hebben verorberd, werp ik al staand een blik in de ochtendkrant terwijl ik mijn stropdas probeer vast te strikken. Een kwartier later rijd ik in mijn geleaste, ietwat smerige Cordoba, al switchend tussen Jeroen en Ruud, de parkeerplaats van ons markante bedrijfspand op. Op de voet gevolgd door twee verontruste collegae stap ik mijn kantoor binnen om aldaar de eerste gebruiker telefonisch te woord te staan. Als ik rond het middaguur de A4 oprijd, en ik de bruingebrande hoofden achter de raampjes van Martins airbus haast kan aanraken, herinnert mijn maag mij eraan dat iets te eten geen overbodige luxe is.
Na een korte stop voor brandstof bel ik, met één hand aan het stuur, mijn contactpersoon bij onze computerleverancier met de vraag wanneer de bestelde Satellite-notebooks worden afgeleverd. Hij vertelt mij ‘en passant’ dat ik het heel binnenkort met iemand anders zal moeten doen, omdat hij als projectmanager, zijn derde baan in vijf jaar, bij Telfort de aanleg van het nieuwe GSM-netwerk gaat begeleiden. Ik besluit voor hem op de terugweg een doos sigaren te kopen.
Aangekomen op de bouwplaats, metrolijn Rotterdam, loop ik uit de stromende regen, de modder van mijn strak geplooide blauwe pantalon kloppend, de keet binnen. Als ik vervolgens een storing aan een PC verhelp door deze ogenschijnlijk alleen maar opnieuw op te starten, krijg ik van een enigszins geagiteerde gebruiker te horen: ‘ben je daarvoor nu Microsoft Certified Asshole geworden’?
Mijn oog valt op een kalender met Tatjana en plots schiet mij een anekdote over Bill Gates te binnen. Toen Bill met een bus vol ‘investors’ middenin Silicon Valley met pech kwam stil te staan, zei hij zeer ad rem: ‘no problem, just close the Windows, reopen the Windows and we’re on the move again’. We schieten beiden in de lach. Terug op kantoor installeer ik de ‘jaar 2000’-patch voor Netware 4.11 op onze server, controleer de backup voor het Baan-systeem en rijd uiteindelijk om halfzeven huiswaarts.
Als ik na het eten en de afwas nog even geïnteresseerd de Computable opensla, lees ik in een personeelsadvertentie dat waar je naartoe gaat belangrijker is dan waar je vandaan komt. Ik besluit naar bed te gaan. ‘Gute Nacht Freunde, es ist Zeit für mich zu gehn’, hoor ik nog net als ik na het nieuws het alarm op de digitale wekkerradio inschakel, en zo weer moe maar voldaan en met het oog op morgen, een nieuwe dag vol uitdagingen, wegzink in dromenland.
Jurgen Greven