Schotland is al eeuwen het land van technische vooruitgang. Hier werden niet alleen de stoommachine uitgevonden en de eerste stoomschepen gebouwd, maar ook de telefoon, televisie en fax komen er vandaan. In de jaren tachtig en negentig maakte de elektronicabranche het land groot. En de laatste stand van zaken is dat software zich als koploper ontpopt – van spelletjes toto telecommunicatie-programmatuur.
Het ontwikkelen van software levert in Schotland werk aan 25.000 mensen. Dit aantal groeit nog stevig. Het werk is verspreid over zowel bedrijven als universiteiten, vertelt John McCrossan van Scottish Enterprise. McCrossan is de ‘softwaremanager’ van deze overheidsorganisatie, die probeert alle takken van de Schotse industrie te ondersteunen. "Het hoger onderwijs is heel nauw betrokken bij de softwareindustrie. Er wordt veel nuttig onderzoek gedaan. Meer dan de helft van die 25.000 arbeidsplaatsen is dus in handen van hooggekwalificeerde mensen."
Opvallend vindt McCrossan dat in dit land vooral kleine, lokale bedrijven de meeste software ontwikkelen. Het grootste bedrijf, Kingston-SCL, heeft 550 werknemers. Maar Pilgrim Systems staat al op nummer 9, en die heeft slechts 47 man rondlopen. McCrossan: "De elektronicawereld wordt voornamelijk gevoed door grote internationale bedrijven die zich hier om allerlei redenen in het verleden hebben gevestigd. Maar de softwarebranche is vrijwel puur Schots. En de bedrijven zijn erg klein. We hebben hier geen Microsoft."
De bedrijven blijven beperkt van omvang omdat ze zich sterk specialiseren, denkt McCrossan. "De belangrijkste specialisatie is die van de spelen. De ‘games’ vormen een groeiende markt. Het Verenigd Koninkrijk domineert op dit moment de wereld van computerspelen en een groot deel daarvan komt uit Schotland. Een andere specialisatie is de ‘high performance’ computer waar heel specifieke toepassingen voor de ruimtevaart en de autoindustrie worden ontwikkeld. Ook is er een groep bedrijven die zich concentreert op het maken van tools, waarmee in minuten problemen zijn op te lossen. Vroeger waren daar weken of zelfs maanden voor nodig. Drie gebieden die zich alle in groeiende markten manifesteren."
Dat Schotland veel verdient aan het bestaan van de computer is volgens McCrossan historisch te verklaren. "Wij hebben een lange traditie van uitvindingen. Na de Tweede Wereldoorlog hadden in Schotland veel militaire activiteiten plaats. Daaronder viel ook ontwikkeling. We hebben ook altijd al actieve universiteiten gehad. Al deze dingen leidden begin jaren zeventig tot een groeiende hardwareindustrie, die vanzelf ook de softwareontwikkeling stimuleerde."
McCrossan betwijfelt of de geografische ligging van Schotland op het uiterste randje van Europa nog steeds zo ongunstig is. "Dat was vroeger soms erg onvoordelig voor onze economie. Maar dat is nu niet meer zo belangrijk. Zeker voor software biedt telecommunicatie vele mogelijkheden."
Marketingfederatie
De softwarebedrijven in Schotland hebben zich georganiseerd in enkele ’trade bodies’, die hun belangen bundelen en behartigen. De Scottish Software Federation (SSF) is de grootste. Deze organisatie begon dertien jaar geleden met vijftien leden, maar vertegenwoordigt nu 280 bedrijven. Volgens voorzitter Tom McCallum is de SSF "de enige echte stem van de IT-wereld in Schotland. Wij zijn ook de enige organisatie die Schotland op softwaregebied in Europa vertegenwoordigt."
De 280 leden van de federatie zijn niet allemaal softwareontwikkelaars. McCallum: "Er zijn er vijfhonderd. Wij representeren dus iets meer dan de helft van de bedrijven, maar toch wel tachtig procent van de werknemers in de branche. De reden dat er zoveel kleine bedrijven met enkele medewerkers zijn, is dat de investeringskosten heel laag liggen. Het is dus vrij eenvoudig om softwareontwikkelaar te worden en jezelf een bedrijfsnaam op te plakken."
De taak van de SSF is de producenten te helpen bij de verkoop van hun producten. "Het product is niet zo belangrijk. Het gaat om de marketing. Kijk maar naar Microsoft. Het product is slecht. Ik ben niet gek van Windows. Maar hun marketing is briljant. Dat is het geheim. Zo proberen we het hier ook te doen. Softwareontwikkelaars doen niets liever dan leuke dingen schrijven. Of je het ook kunt verkopen, schijnt niet belangrijk te zijn. Het verkopen van programma’s is een heel ander vak dan het ontwikkelen ervan."
Verder geeft de softwarefederatie advies aan bedrijven in de Verenigde Staten. "Dat gaat voornamelijk om Schotse bedrijven die zich daar hebben gevestigd. Dit staat nog in de kinderschoenen. Ook hebben we een helpdesk. Daar komen aanvragen voor advies binnen. Dat sluizen we door naar onze leden en op die manier creëren we dus werk. Ook lobbyen we bij de regering. En we verzorgen de publiciteit voor ‘ons’ deel van de softwarewereld."
McCallum vindt het ‘heel belangrijk’ dat nationale softwareproducenten internationaal werken. "De Schotse markt is zelf 50 miljard gulden groot. Daar kunnen onze klanten niet van leven. Met zulke kostbare producten kun je alleen overeind blijven als je je internationaal oriënteert. Wij adviseren onze klanten altijd dat ze daarom aansluiting moeten vinden bij de bestaande markt. Dat betekent dus dat ze Windows-programma’s moeten maken. Ook al vinden ze zelf Windows maar niets, het is voorlopig toch niet te verslaan. Vanuit een oogpunt van marketing is het niet zo verstandig om iets anders te maken. Het kost dan bakken met geld om het te kunnen verkopen. De computergebruiker is immers heel conservatief en daarop moet je je gewoon instellen."
Spelletje van 30 miljoen
Een van de belangrijkste specialismen van de Schotse softwareontwikkelaars zijn de computerspelen; een goudmijn, zo blijkt uit de cijfers. Er gaat elke jaar meer dan 35 miljard gulden in om. Dat is meer dan Hollywood via de bioscopen binnenkrijgt. De meeste spelen werden altijd in Amerika gemaakt, maar de laatste vijf jaar verovert Groot-Brittannië dit terrein.
VIS Interactive is een van de bedrijven die aan spelen proberen te verdienen. Zojuist is het pakket Hedz gelanceerd, vertelt directeur Chris van der Kuyl (kleinzoon van Nederlandse grootvader). Het duurde twee jaar om met twintig mensen van idee naar product te komen. "Er zit heel veel kapitaal in. Muziek en grafische ontwerpen vragen enorm veel computercapaciteit. Het produceren van een ‘game’ kost daarom ten minste twee miljoen gulden. Het gemiddelde ligt op vijf miljoen. In Japan hebben ze kortgeleden een spel gemaakt van dertig miljoen gulden. Het zijn dus diepte-investeringen. En dan te weten dat we naast Hedz nog drie andere spelen in ontwikkeling hebben."
Hedz is het eerste spel dat VIS op de markt brengt. Van der Kuyl: "We begonnen hier pas in 1996 met games. Daarvoor deden we andere dingen. Vanaf 1992 tot 1996 had ik tien mensen in dienst. Daarna zijn we gegroeid naar zestig. En dat gaat door. Deze markt is dus heel gunstig voor ons."
Vanaf 1996 kon VIS echter nauwelijks iets verkopen vanwege de ontwikkeling van de spelen. "De verkopers van games betaalden ons op basis van verwachte toekomstige verkopen. Straks betalen we hen weer terug. Zo werkt het in de muziekwereld ook. We zien wel zitten dat we het geld weer terugverdienen. Dit is trouwens pas de eerste versie", zegt Van der Kuyl trots.
De ontwikkeling van een nieuw spel begint bij VIS op het ‘creative department’. "Zij komen met een idee. Als ze iets hebben verzonnen, wordt het uitgebreid besproken in de ‘design board’, waar vertegenwoordigers van alle afdelingen zitten. Als het iets is, maken we er een project van en leggen we het voor aan een ‘publisher’. Als die er ook iets in ziet, nemen we een paar maanden om alles uit te werken. Daarna trekken we achttien maanden uit om het te maken."
Het produceren van een spel gebeurt in nauwe samenwerking tussen verschillende afdelingen, zegt Van der Kuyl. "Het hoofd van de creatieve afdeling komt uit de filmwereld. Er werken ook andere kunstenaars op die afdeling. Maar ze moeten wel kunnen samenwerken met de technische afdeling. Uiteindelijk moet het product een eenheid vormen."
Schots cultuurprobleem
Naast de computerspelen concentreert de Schotse softwarewereld zich sterk op heel concrete computertoepassingen. Tom McCallum: "Een gevolg van al die specialismen is dat iedereen partners nodig heeft. Wij als SSF hebben er soms moeite mee de producenten ervan te overtuigen dat 60 procent van een miljard beter is dan 100 procent van alle pennies. Dat is een cultuurprobleem dat we hier in Schotland hebben."
Een van de bedrijven die applicaties bouwen, is Kingston-SCL. Het ontwikkelt factureringsprogramma’s voor telecombedrijven. Het is het grootste softwarehuis van Schotland en staat op nummer 39 in het Verenigd Koninkrijk. Het werd in 1965 opgezet door twee weggelopen IBM’ers en is sindsdien diverse keren van eigenaar veranderd. In 1985 werd voor een klant een factureersysteem voor telefoonrekeningen ontwikkeld en dit werd het belangrijkste product. In 1993 betekende het programma Jupiter een doorbraak voor het bedrijf. Dit programma produceert één factuur voor gewone en voor mobiele telefonie. Van vijftig mensen begin jaren negentig groeide Kingston door naar 550 nu, in vestigingen in vijf landen. "Van de complete omzet komt 85 procent van buiten Groot-Brittannië. We hebben een complete werelddekking", vertelt Geoff Devlin, woordvoerder van Kingston.
Ook in een gespecialiseerde markt is het echter de kunst breed te blijven, benadrukt Devlin. "Wij verkopen met opzet ook aan ons product gerelateerde software, die we echter niet zelf ontwikkelen. We hebben dus een complete portefeuille van dingen die de klant nodig heeft. Met deze gespreide concentratie komen we veel verder."
Het succes van Kingston hangt voor een groot deel af van een heel simpele factor, namelijk het aantal telefoonaansluitingen op de wereld. Devlin: "Dat aantal groeit overal. Zowel in het Westen als in de Derde Wereld. We zitten dus in een groeimarkt. Dat is een riante positie."
Anderzijds weet Devlin niet of het verstandig is bij de telecommarkt te stoppen. "We kunnen met een simpele aanpassing ook programma’s maken voor gas en elektriciteit. Vroeger schreven heel veel elektriciteitsmaatschappijen hun eigen programma’s. Die voldeden, maar daarmee had je het gehad. Tegenwoordig heeft iedere afnemer van stroom zo’n beetje zijn eigen tarief. Daarvoor is een ingewikkeld programma nodig. Daarom is het niet meer efficiënt je eigen programma te ontwikkelen. Wij kunnen dat. En misschien gaan we het zelfs doen ook."
Advocatuur
Een ander gespecialiseerd bedrijf is Pilgrim Systems. Met 47 werknemers is het al het negende softwarebedrijf in omzet in Schotland. Pilgrim werd opgericht in 1978 en houdt zich bezig met software voor de advocatuur. Het programma Lawsoft, dat draait onder Windows, doet alles wat in een advocatenkantoor moet worden gedaan. Het pakket bevat dus naast een tekstverwerkingsprogramma ook een ’time recorder’ om te meten hoelang de klant aan de telefoon hangt en de ‘accounter’ rekent dan uit hoeveel hem dat gaat kosten. "Het is een heel samenspel van applicaties geworden", zegt directeur Ronnie Paton lachend.
Pas vorig jaar werd de Windows-versie van Lawsoft geïntroduceerd. Eerder werkte het pakket op Unix. "Vijf jaar geleden besloten we over te stappen, maar het kostte ons vier jaar het nieuwe programma te schrijven. Onze concurrenten zitten trouwens allemaal nog op Unix."
Het grote voordeel van de Windows-versie is dat dit het mogelijk maakt de software via agenten te verkopen. "Iedereen kent Windows. Vooral de internationale verkoop wordt op die manier interessant. We zitten nu voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk. Maar als we goede agenten hebben, kunnen we ook naar Australië, Canada, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Deze landen zijn ook Engelstalig en hebben een vergelijkbare benadering van het rechtssysteem, hoewel de dealers het programma natuurlijk wel moeten aanpassen. Als het in deze landen werkt, kunnen we altijd nog kijken of we via vertalingen ook andere Europese landen kunnen bestrijken. Dat onze overgang naar Windows een goede stap was, blijkt wel uit het feit van we in het afgelopen jaar van 33 naar 47 werknemers stegen. We verwachten dat die groei aanhoudt."
Een van de problemen van een gespecialiseerd bedrijf is het vinden van de juiste mensen, zegt Paton. "Ze moeten enerzijds verstand hebben van software. Maar anderzijds ook van de wet. Die mensen zijn niet zo dik gezaaid."
Verdubbeling in vijf jaar
John McCrossan van Scottish Enterprise denkt dat er enorme groeimogelijkheden voor de Schotse softwarewereld zijn. "Onze opleidingen leveren een heleboel goed gekwalificeerde mensen op dit gebied. Dat biedt in elk geval een stevige kwaliteitsbasis. Die kennis is nodig, want in de toekomst nemen softwaretoepassingen in het gewone leven sterk toe. Alles is tegenwoordig geprogrammeerd. Je zult er nog van staan te kijken hoeveel mensen dit werk zal bieden."
McCrossan wil geen voorspellingen voor Schotland doen. "Maar ik zeg wel wat onze doelen zijn. Een voorzichtige schatting is een verdubbeling van het aantal mensen in de softwarebranche in de komende vijf jaar – een groei dus naar de 50.000. Alles wijst erop dat we dit doel bereiken."
Ook Tom McCallum van SSF denkt dat er nog ruime groeimogelijkheden zijn. "De uitbreiding is steeds 15 procent per jaar geweest. Maar deze cijfers zijn erg afhankelijk van hoe je telt. Reken je iedereen in een bedrijf mee of kijk je alleen naar mensen die uitsluitend met software bezig zijn? Hoe dan ook, wij geloven dat de groei niet zal afnemen. Over vijf jaar kunnen het er best 50.000 zijn."
Geoff Devlin van Kingston is ook een geweldige optimist. "Onze omzet is nu ruim 80 miljoen gulden. Dat moet in vijf jaar 200 miljoen zijn. We willen dan met elfhonderd mensen werken. Nu groeien we al met ruim twintig mensen per maand. Een van de problemen is dat we met alle bedrijven achter dezelfde mensen aan zitten."
Chris van der Kuyl van VIS Interactive gelooft dat het licht in zijn branche voorlopig niet uitgaat. "Interactieve entertainment wordt steeds belangrijker in onze maatschappij. De ontwikkeling van computerspelen gaat nog steeds door, bijvoorbeeld ook door de internettoepassingen ervan. Binnen tien jaar zijn games even realistisch als films. Dat is ons doel. Dit is een levende industrie."
Van der Kuyl is zelfs zo optimistisch dat hij al spreekt over nieuwe vestigingen. "We willen nieuwe kantoren openen in Schotland, in de Verenigde Staten en in Europa, waarschijnlijk Nederland. We zien dat helemaal zitten. De volgende stap is ’taking over the world’. Over vijf jaar zullen we rond de zeshonderd mensen hebben. Hoe meer mensen, hoe meer mogelijkheden we hebben. Waarom beklimmen mensen een berg? Omdat die berg er gewoon staat. Zo zie ik het met mijn bedrijf ook. Ik groei omdat ik kan."
Misbruik
Hoewel John McCrossan zijn brood verdient aan de dominantie van de computer, is hij ook wel eens bezorgd over de ontwikkelingen. "Nog even en alles heeft met software te maken. Je kunt er niet meer onderuit. We gebruiken morgen software voor dingen waarvan je nu nog niet durft te dromen. Gehoorproblemen bijvoorbeeld worden nu al opgelost met softwaretoepassingen. Maar er is een veel groter potentieel om lichaamsgebreken op vergelijkbare manier te overkomen. In de medische wereld zie je die trend zich al duidelijk aftekenen. Ook in auto’s zit steeds meer software. De jongste cijfers zeggen dat dit inmiddels al 20 procent van de nieuwwaarde uitmaakt, in plaats van de meer traditionele 10 procent. Deze dominantie schept ook invalshoeken voor een enorm misbruik van de techniek. Sommige doemdenkers hebben daarover al heel wat afgepraat. Ik denk daar liever niet aan en concentreer me meer op de positieve kant ervan."
Chris van der Kuyl meent dat veel computerspelen geen positieve bijdrage aan de wereld kunnen worden genoemd. "Het is net als met films. Niet elke Spielberg-film is werkelijk even zinvol als Schindler’s list, Amistad of Saving Private Ryan. Heel veel computerspelen zijn er alleen maar voor de ‘fun’. Sommige zitten onder de minimale morele standaarden. Maar er zijn er ook die je leven verrijken. Wij hebben geen specifieke afspraken, maar we werken niet met crimineel geweld of seksuele perversie. Dat is heel slecht voor kinderen en ook voor volwassenen. Een massamoord-spel mag misschien goed verkopen – wij zullen het niet maken. Alhoewel het een subtiele grens is tussen een spannend spel en gewelddadigheid."
Ook Geoff Devlin heeft zijn vragen bij de door elektrische impulsen gedomineerde wereld. "Kinderen worden vanaf de eerste schooldag met computers geconfronteerd. Ze zijn geen kinderen meer. Ze spelen niet meer buiten en leren niet meer hoe je in een boom moet klimmen. Heel jammer. Straks is alles elektronica. Ik ben echter niet in de positie daar iets aan te doen. Zo simpel is dat."
Evert van Vlastuin, freelance medewerker