Natuurlijk is Sylvia Roelofs, algemeen directeur van de brancheorganisatie ICT-Office, blij met de honderden miljoenen extra uit het Paasakkoord voor onderwijs en innovatie, en met de voorspelde 4 procent groei in de ict-sector dit jaar. “Maar die groei zit vooral in de uitbesteding en vervangingsinvesteringen, en helaas nog niet in de toename van het aantal nieuwe toepassingen.”
Klantgedreven innovatie en voortgaande ‘offshoring’ zullen de komende jaren de sector blijven domineren, verwacht Roelofs. De arbeidsmarkt voor ict’ers zal daarbij geleidelijk maar onafwendbaar van karakter veranderen: de mbo-banen in de bedrijfstak verdwijnen naar het buitenland, en de vraag naar hoogopgeleide automatiseerders neemt sneller toe dan de toestroom van afgestudeerden van universiteiten en hbo’s. Daardoor dreigt een tekort aan hoogopgeleiden.
Niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief staan er veranderingen op de arbeidsmarkt voor de deur. “De toekomst van de ict schuilt in de keten van je klanten. Daar moet waarde gecreëerd worden. De tijd van de technologie-push is echt voorbij”, aldus Roelofs. Dat vraagt om bredere opleidingen die afgestudeerden afleveren die “klaargestoomd zijn voor een markt waarin flexibele rollen vervuld moeten worden”.
Naast de ‘harde’ ict is kennis van bedrijfskunde, communicatie en het ‘schakelen’ met klanten onontbeerlijk. “Er moet een kruisbestuiving komen van alfa- en bèta-kwalificaties.” De ict-sector moet volgens Roelofs leren denken vanuit de klantenketen en de toepassingen. De afnemers zijn op zoek naar totaaloplossingen en nemen geen genoegen meer met een verkokerde ict-sector. “Ze stellen eisen aan onze sector om onze producten beter op elkaar te laten aansluiten. Daar moeten we in de opleidingen al mee beginnen.”
Lagelonenlanden
De Nederlandse ict opereert in een geglobaliseerde markt, waar bedrijven shoppen op zoek naar goede kwaliteit tegen lage kosten, zegt Roelofs. De offshoring-tendens is serieus van de grond gekomen na 2002, toen de euroconversie en de millennium-bug achter de rug waren. “Onze ict-klanten begonnen toen te aarzelen over investeringen en serieus op de kosten te letten.”
Werk dat geschikt is voor uitvoering in lagelonenlanden vertrekt daarheen, aldus Roelofs. “Dat is nu eenmaal een feit. We moeten zien dat we hoogwaardig werk in Nederland overhouden, bijvoorbeeld in de klantenketen. Dat zal veelal werk zijn op universitair of hbo-niveau.” Ze denkt daarbij aan consultancy, implementaties van erp- (enterprise resource planning) of SAP-systemen, systeembouw en softwareontwikkeling van maatwerk, projectmanagement en beveiliging. Zaken als onderhoud, standaard softwareontwikkeling, dataopslag, transactieapplicaties, beheer, administratie en hrm (human resource management) verdwijnen naar offshore-landen.
Roelofs wijst er overigens op dat het verdwijnen naar offshore-landen van werk op mbo-niveau heel geleidelijk gebeurt. “Er zijn in 2004 zo’n twee- tot drieduizend banen verdwenen op die manier.” Nederlandse ict-bedrijven offreren bovendien projecten die deels in Nederland worden uitgevoerd en deels offshore, al dan niet in vestigingen ter plaatse van Nederlandse ict-dienstverleners. “Klanten vragen om een dergelijke mix.”
Aarzelende groei
Een vergroting van de markt zit volgens Roelofs in sectoren waar vernieuwing wordt doorgevoerd; investeringen dus in kwalitatieve uitbouw. “Want daar zit een hoofdprobleem: er is veel technologie beschikbaar, maar die wordt maar moeizaam ingezet.” Ze onderschrijft de ‘sense of urgency’ die het Innovatieplatform tracht uit te stralen waar het gaat om het kiezen van sleutelgebieden voor de inzet van innovatie en ict. “Dat moeten sectoren zijn waarin we kunnen excelleren. Waar óf geld te verdienen valt, óf een hoog maatschappelijk rendement te realiseren is.”
Roelofs kwalificeert de groei van nieuwe ict-toepassingen in sectoren als handel, logistiek en overheid als “nog maar heel aarzelend”. Dat terwijl er in de zorg met het elektronisch patiëntendossier, in de veiligheid met producten rond privacy, in de spellenindustrie en in het digitale portfolio in het onderwijs volgens haar kansen genoeg liggen voor nieuwe producten en diensten. “Gaming-interfaces vinden maar moeizaam hun weg naar het onderwijs; de manier van lesgeven in ons onderwijs loopt achter op de manier waarop we dat in het bedrijfsleven doen.”
Een probleem is dat nichespelers sectoren als onderwijs en zorg domineren. “Pas als er massa gemaakt wordt, als de vraag gebundeld wordt en er kansrijke ‘business cases’ van de grond komen, kan onze sector gaan investeren in zijn klanten. Anders blijven vernieuwende ontwikkelingen achterwege. Vraagbundeling van onderaf is absoluut essentieel.”
ICT-Office probeert daar aan bij te dragen door via de innovatiesalons met onderwijsinstellingen samen te werken. “De scholen geven aan met welke ict-toepassing ze aan de slag willen. Wij maken vervolgens de ‘business case’: wat heb je aan apparatuur, software, verbindingen en protocollen nodig om de toepassing van de grond te krijgen? Het enthousiasme daarvoor is groot, zeker op vwo- en hbo-scholen. Het basisonderwijs blijft nog achter; daar is het nog veel houtje-touwtje werk.”
Procesregisseur
Roelofs zou het op prijs stellen als het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de regie van de vraagbundeling en standaardisatie ter hand zou nemen. “Een procesregisseur bij OC&W. Het afbreken van de directie ict op het ministerie was te vroeg. Standaardisatie en projecten moeten centraal geregisseerd worden om snel te kunnen innoveren. ‘Kennisnet’ en ‘Ict op school’ zijn hard nodig en moeten zeker blijven.”
Ze is verheugd over de toegenomen belangstelling voor maatschappelijke domeinen voor deze gestructureerde aanpak. “Er is een enorm potentieel aan ict-toepassingen in de vier sleutelsectoren van Economische Zaken: zorg, veiligheid, mobiliteit en onderwijs. Als dat indaalt, hoop je op meer investeringen en dus meer werkgelegenheid.”
Het in de marktmonitor van ICT-Office voorspelde tekort van 27 duizend hoogopgeleide ict’ers in 2010 is volgens Roelofs zeker geen automatisme. “We kunnen de opdrachten in de branche nu net aan met de huidige menskracht. Pas als het innoveren doorgaat en de groei dus aanhoudt, komen we gestaag in de problemen. Dan moeten we de instroom van studenten omhoog zien te krijgen. Dit jaar, 2005, kan het breukjaar vormen.”