De site van GroenLinks kwam in het artikel als één na beste uit de bus. Hoe, vraagt Brechtje Paardekooper zich af, kunnen politieke partijen het beste gebruik maken van Internet? Met ons discussiëren via Internet kan binnenkort overigens ook, er staan enkele experimenten op stapel.
De snelheid van Internet maakt het medium bij uitstek geschikt om nieuws snel het net op te gooien. Dat wordt dan ook frequent gedaan door politieke partijen. Kamervragen, laatste nieuws, hele partijprogramma’s staan op het net. Onlangs was bij de Duitse Grünen zelfs hun partijcongres online te volgen. De informatievoorziening is uitstekend. Maar zoals Roland van Wageningen in ‘Ontstemd over sites’ (Computable, 18 augustus) terecht stelt, partijen praten wel graag maar ze luisteren niet.
Aan de burger zal het niet liggen. Er gaat tegenwoordig geen week voorbij zonder dat er weer een ‘gratis’ provider het licht ziet, en e-mailadressen worden als een sofinummer op je derde jaar al toegekend. Dus ook de stroom e-mail naar politici neemt logaritmisch toe. In één jaar tijd is het aantal e-mails aan kamerleden naar schatting vertienvoudigd tot soms honderd mailtjes per kamerlid per dag (NRC, 26/6/2000). Er zijn nog andere manieren om het interactieve karakter van Internet te gebruiken. Zo kun je op enkele partijsites een ‘poll’ of enquête invullen of ‘chatten’ met kamerleden, lijstrekkers en andere interessante personen. Direct contact en direct je mening geven.
Maar met een simpele poll of enquête ben je er niet. Het is juist de taak van partijen om middels discussie en belangenafweging tot een standpunt te komen. Hoe gebruik je dan Internet om mensen in de discussie en besluitvorming te betrekken? Daarvoor zijn polls en chatboxen juist niet zo geschikt. Het nadeel van bijvoorbeeld chatten is dat reacties noodzakelijkerwijs kort zijn: ze beslaan maar één of enkele regels. Nauwelijks een medium om een verdiepende discussie mee te voeren. Dat wordt – in onze ervaring – anders als je bijvoorbeeld mailinglijsten opzet per onderwerp, zoals bijvoorbeeld ‘milieu’, of ‘onderwijs’, of voor speciale groepen, zoals raads- en statenleden of actief kader. Dan wordt het meestal wel een interessante uitwisseling, en nemen mensen wel de tijd om uitgebreid op argumenten in te gaan. Het zou ook anders kunnen gaan als je bijvoorbeeld discussies op de site eerst inleidt met bijvoorbeeld twee essays, ieder vanuit een verschillend standpunt geschreven. Of bijvoorbeeld een op de werkvloer lopende discussie samenvatten en voortzetten op de site. GroenLinks experimenteert met deze vormen. Voorbereiden van besluitvorming op het partijcongres en lobbyen voor kandidaten deed een aantal leden al langer via e-mail en mailinglijsten.
Vormgeving
Terecht wijst Van Wageningen erop dat politieke partijen in verandering zijn en daarbij goed gebruik kunnen maken van Internet. Waren partijen vroeger verzuilde kiesmachines, nu bewegen ze zich meer een meer in de richting van netwerken. Partijorganisaties worden opener – of nemen zich dat in ieder geval voor. Discussies over de politieke lijn worden steeds vaker aangegaan met mensen van buiten: van verwante organisaties, universiteiten, of gewoon belangstellenden. Bovendien willen steeds meer leden zich niet langdurig eerst in partijstructuren verdiepen voor ze mogen meepraten. De trend is dat mensen liever kortdurend actief willen zijn, bijvoorbeeld door mee te discussiëren op inhoudelijke onderwerpen die hen aanspreken. Om daarna weer iets anders te gaan doen, binnen of buiten de partij. Daar zou Internet inderdaad een belangrijke rol kunnen spelen. Alleen, dan moet behoorlijk geïnvesteerd worden in hoe je de discussie vormgeeft.
Daarvoor zie ik vier voorwaarden. De eerste is het modereren van de discussies. Net zoals wanneer je een politieke discussieavond voorbereidt, moet een discussie voldoende ingeleid worden, er moet voorgezeten worden, en aan het eind is het prettig als de conclusies en standpunten worden samengevat. Datzelfde geldt voor Internet.
Daarnaast – en dat lijkt een open deur maar dat is het toch niet – is het prettig als deelnemers zich fatsoenlijk gedragen en geen onbeleefde of racistische taal uitslaan. Van deelnemers moet je bovendien kunnen verwachten dat ze zich gebonden voelen een doordachte bijdrage te leveren aan de discussie.
Ten derde leert ervaring dat discussies op Internet het beste werken als ze aan een lopende discussie in de maatschappij zijn gekoppeld: de al genoemde congresvoorbereiding via e-mail; op de site voorbereide zaaldiscussies, waarna argumenten gebruikt worden in de zaal, of discussies op de werkvloer die voortgezet worden per e-mail. Discussiëren wordt dan veel doelgerichter en verzandt minder snel.
Terugkoppeling
En tenslotte: als het er echt om gaat deelnemers te laten meepraten over bijvoorbeeld de inbreng van volksvertegenwoordigers of het standpunt van de partij op een bepaald onderwerp, is het prettig als je als deelnemer naderhand even terughoort wat de kamerleden of vertegenwoordigers met de inbreng hebben gedaan. Maar er zitten ook grenzen aan de inspraak. Hoe je ook discussieert, via Internet of op de werkvloer, uiteindelijk – en daar moeten partijen ook eerlijk in zijn – vindt de beslissing plaats door de partijleden zelf, op een congres of anderszins.
Flitsend geprogrammeerde avonden of gelikte discussiesites kunnen niet altijd verbergen dat de inspraak vaak maar schijn is. De enige manier om daar goed mee om te gaan is als partijen duidelijk aangeven wat ze precies willen met een discussie, en als de deelnemers zich eraan gebonden voelen een kwalitatief goede bijdrage te geven – of anders hun mond te houden. Het zijn dus niet de technische mogelijkheden van Internet die bepalen wat het nut ervan is voor politieke partijen. Het is de manier waarop de discussie wordt gevoerd.
Brechtje Paardekooper,
Dagelijks Bestuur GroenLinks.
Het artikel:
Politieke partijen benutten mogelijkheden Internet onvoldoende
De Reacties van de vier grootste partijen
Chatten met Paul Rosenmöller
‘Het CDA gaat in e-politics’
VVD biedt geïntegreerde site
Partij Van De interActie
Beste Hr Rosemuller,
’s Avonds heb ik uw programma gekeken met als thema de Dalai Lama en de Tibet-kwestie. Helaas heeft u wel politiek inzicht maar geen spiritueel inzicht en probeert u de Dalai Lama antwoorden te ontfutselen die hij niet geeft. Hieruit blijkt dat u geen spiritueel inzicht heeft van waaruit de Dalai Lama werkt en begrijpt hoe hij te werk gaat,
De klapjes in uw gezicht op het laatst van het gesprek duiden erop hoe onbelangrijk hij u vindt als gesprekspartner. U moet nog veel leren op dit gebied voor dat u met een man als de Dalai Lama kunt spreken. Nu begrijpt u misschien minister Balkenende die eieren voor zijn geld kiest.
M.v.g. J. Coumans
@Jos Coumans; wat is de relevantie van uw tjakka-bijdrage voor het ict-vakgebied?